Uiteenlopende wijkbewoners ten tonele gevoerd tijdens theaterwandeling

“Huilen
jullie weleens?” vraagt Sebastiaan aan het publiek, wanneer iedereen op zijn
stoeltje heeft plaatsgenomen. Hij draagt een artistieke kamerjas, met
bijpassend blauw sjaaltje en heeft opvallende pantoffels aan zijn voeten. “Wij
dragen in huis nooit schoenen”, legt hij uit. Het bezoek is dan ook verzocht
bij de ingang plastic slofjes over hun schoenen aan te trekken. Echtgenote
Elsbeth krijgt even later de kritische opmerking dat ze ‘te hoog’ ademt. “Je
moet meer vanuit je buik ademhalen!” Elsbeth op haar beurt adviseert haar man ‘dat
overhemd met die blauwe streepjes’ aan te trekken. “Want dat past zo mooi bij
je ogen.”

De toon is gezet. De sfeer is getekend. Een van de drie
Oosterparker gezinnen die tijdens de theaterwandeling ‘Ons kent Ons’ ten tonele
worden gevoerd, bestaat uit een nogal zweverig echtpaar met twee puberkinderen.
Duidelijk beter gesitueerde nieuwkomers. 
Ze wonen in de ‘Gerbrand Kakkerstraat’, zoals autochtone Oosterparkers
de genoveerde straat aan de rand van de wijk noemen. Ogenschijnlijk gaat het
hen voor de wind, maar gaandeweg het stuk blijken er toch wat scheurtjes in hun
bestaan te zitten. Wanneer het hem allemaal te veel wordt, barst Sebastiaan uit
in een soort mantra – ‘Ho O Pono Pono’ –, een kreet die het publiek al snel
enthousiast met hem meeroept. Wikipedia leert ons dat het een manier is,
afkomstig van Hawaii, om verzoening en vergeving te bewerkstelligen.

Opa en oma

Het zal u niet zijn ontgaan dat de Oosterparkwijk in 2019 zijn honderdjarig bestaan heeft gevierd. Met tal van activiteiten is dit herdacht. In december zijn de evenementen afgesloten met een theaterwandeling door de wijk, geschreven en geregisseerd door Astrid Warntjes, naar een idee van Jacqueline Pieters en gespeeld door Oosterparkers. De bezoekers worden door een gids in een fraai uniform, inclusief hoge hoed, van locatie naar locatie geleid, waar iedere keer weer andere wijkbewoners een stukje uit hun bestaan opvoeren, ieder met hun eigen leven, hun eigen ideeën, hun eigen problematiek. Behalve Sebastiaan en Elsbeth, zijn dat Frits en Gea, een arbeidersechtpaar dat zich volledig in kerstsferen heeft ondergedompeld, en opa Piet en oma Stijn, twee oorspronkelijke bewoners van de wijk die met enige weemoed terugdenken aan de tijd van vroeger. Opa Piet moet niets hebben van al die nieuwkomers. Met een stem als een donderwolk geeft hij commentaar. “Die nieuwelingen komen er bij mij niet in! De Oosterparkwijk is voor arbeiders gebouwd en een arbeiderswijk moet het blijven! In onze tijd zat iedereen ’s zomers op een stoeltje voor de deur! Dat gaf verbondenheid! Die nieuwelingen hebben hun gordijnen altijd gesloten! Wat doen ze allemaal achter die gordijnen?” Oma Stijn kalmeert hem een beetje, met een Drents accent dat zeer authentiek overkomt. Is ze eigenlijk wel een geboren en getogen Oosterparker?

Thuis bij opa Piet en oma Stijn.

Opa en oma ontvangen de bezoekers in een woning aan de Enno
Dirk Wiersmastraat dat door een van de spelers voor de voorstelling ter
beschikking is gesteld. De kamer is met klokjes, tegeltjes en een gezellig
kleedje op tafel in een echte opa-en-oma omgeving omgetoverd. Een van de
spelers vertelt me na afloop dat de sfeer zo overtuigend overkwam dat sommige
bezoekers dachten dat de acteurs die in de huid van Piet en Stijn zijn gekropen
werkelijk in dat huis woonden.

Ada

Onderweg van de ene locatie naar de andere, worden de bezoekers een paar keer getrakteerd op een entr’acte, een kort tussenspel dat de wandeling verlevendigt. De ene keer is het een dame met een hondje, de andere keer een sprekende kerstboom. Allebei geven ze op hun eigen wijze commentaar op de wijk. Ook komt er een vioolspelende buurvrouw aan het woord die klaagt over het lawaai dat Frits en Gea voortbrengen. Maar het meest uitgesproken karakter, halverwege de route, is ongetwijfeld Ada – een dame op leeftijd die leeft in het verleden, toen echtgenoot Meindert nog leefde, een man met ‘handen als kolenschoppen’, die haar, lang geleden, precies op deze plek ten huwelijk heeft gevraagd. 

Ada en gids Liesbeth (r.).

“Ach, wat was dat toch een mooie tijd…” Ze schenkt zich nog maar eens een borreltje in uit de jeneverfles die ze bij zich draagt. Ze toast met Meindert die ze duidelijk voor zich ziet. Ach, ach, ach, die Meindert… ”Onder de kerstboom heeft hij me toegezongen ‘Ada – je bent de liefste van de hele wereld – de allerliefste van de hele wereld.’” Ada is een tragikomische figuur, maar wel eentje met pit. Zonder moeite weet ze het hele gezelschap aan het zingen te krijgen. “Ada – je bent de liefste van de hele wereld.” Iedereen kent de melodie – het aloude ‘Mama’, het lied dat Heintje, de Limburgse nachtegaal van weleer, lang geleden tot ver over onze landsgrenzen beroemd heeft gemaakt. Een van de wandelaars ontpopt zich dan plots tot een verborgen speler die zich met de scène gaat bemoeien, met een onverwacht, grappig effect. Het maakt dat je gaat denken dat er meer verborgen spelers zijn. Verderop komen we een man tegen die zijn hond uitlaat. Zou hij een rol hebben in het stuk? Maar nee, het is gewoon een man die zijn hond uitlaat.

Het slot

Het slot van de voorstelling is gesitueerd in het gebouw van ‘Ons Belang’ aan de Zaagmuldersweg. Daar komen alle personages uit de eerdere scènes bij elkaar – en daarmee ook de verschillende verhaallijnen. De spelers nemen tussen het publiek plaats om samen te kijken naar een dansvoorstelling waar de kinderen van beide ouderparen aan deelnemen. Vader Sebastiaan is totaal van slag als hij zijn zoon en dochter op het toneel ziet staan. Hij weet van niets. En hij raakt helemáál uit balans wanneer duidelijk wordt dat zoon Alexander een relatie heeft met Lotte – de dochter van Frits en Gea. “Dat zijn niet ons soort mensen!” Hij heeft nu echt zijn mantra nodig om kalm te blijven. “Ho O Pono Pono.” Er vallen over en weer een paar harde woorden tussen beide stellen. “Wij zijn betere ouders dan jullie,” roept Gea. “Heb jij ooit een dag gewerkt?,” kaatst Elsbeth terug. Een homoseksueel vriendenpaar dat in het stuk een bijrol vervult, kan niet tegen zoveel boosheid en barst – ietwat stereotiep – in snikken uit. Die jongens zijn ook allemaal zó gevoelig… Bij deze zee van tranen klapt Ada demonstratief haar paraplu uit. De gastvrouw van de avond roept de kemphanen op tot meer begrip voor elkaar. Maar of dat ook effect heeft…

Frits en Gea zijn in de kerstsfeer.

Daarmee kom ik bij mijn enige punt van kritiek. Astrid
Warntjes heeft zich bij het schrijven van de tekst gebaseerd op de gesprekken
die ze met bewoners uit de wijk heeft gevoerd. Maar denken de diverse
Oosterparkers door de bank genomen werkelijk zo negatief over elkaar?
Natuurlijk – om meer effect te krijgen moeten scènes extra dik worden aangezet.
Maar de tegenstelling tussen de verschillende bewoners krijgt nu wel heel veel
scherpte. En de algehele verzoening die op de valreep tot stand komt, is in mij
ogen dan ook niet echt geloofwaardig. Maar verder niets dan lof – voor het
goede spel, het enthousiasme, de humor, de taalvondsten en de onverwachte
wendingen.

Aan het slot zingen cast en publiek gezamenlijk, op de melodie van Jingle Bells:
“Oosterpark, Oosterpark
Jij bent honderd jaar
Dat vieren we het hele jaar
Dat doen we met elkaar
He!”

Waarna de volledige cast in polonaise de zaal verlaat.

Initiatiefnemer / fondsen: Jacqueline Pieters. Regie / script: Astrid Warntjes. Decor: Ellen Beck. Licht en geluid: Ilona Heuker. Kleding: Alette Vleems. Haar: Ilona Roggeveld. Grime: Sarah van Empel. Choreografie: Martijn Veldman. Foto’s: Bob de Vries. Productie/flyer: Kitty Lolkema. PR: Agnes Voorintholt.

Met: Dio, Erik, Gerard, Ginie, Henk, Hilde, Gijs Job, Jan,
Jacqueline, Janet, Jeanet, Johannes, Karin, Liesbeth, Marat, Marian, Marga,
Martijn, Nel, Netta, Sanne, Stef, Tina, Tineke, Willemijn, Willy, Xandra e.a.
Met dank aan alle vrijwilligers.