Soms liggen de verhalen voor het oprapen. Tijdens de
schoonmaakactie ‘Van Jop naar Hop’ kwamen in de buurt van het Seringenhof een
man en een vrouw naar buiten die de vrijwilligers aanmoedigden bij hun
werkzaamheden. De conversatie ging deels in het Engels. De man, Ferdie Golding,
bleek een 67-jarige Canadees te zijn die in 2014, bij een familiebezoek in
Groningen, Willy Stam had leren kennen, een weduwe die al vele jaren in de
Oosterparkwijk woont. Sindsdien zijn ze samen – de ene helft van het jaar in
Groningen, de andere helft in Canada. Geen van beiden was op zoek naar een
nieuwe partner, maar ze zijn zichtbaar gelukkig dat ze elkaar gevonden hebben.
Tijdens het gesprek op straat, bleek al snel dat Ferdie
deels Nederlandse roots had, met een erg interessante familiegeschiedenis. Hij
wilde er graag meer over vertellen. Een week later zat ik bij hem en Willy aan
de eettafel en deed hij zijn verhaal.
Het verhaal van moeder
“Mijn moeder is in 1920 in Haarlem geboren als Catharina Maria Simons.
Thuis werd ze gewoon ‘Ted’ genoemd. Het gezin is al snel naar Utrecht verhuisd en vandaar naar Groningen, waar mijn moeder het grootste deel van haar jeugd heeft doorgebracht. In september is ze 99 jaar geworden. Ze is nog altijd goed bij de tijd en ook nog redelijk gezond, hoewel ze bepaald geen gemakkelijk leven achter de rug heeft. In september 1942 is ze getrouwd met haar eerste man, Klaas Bok, die al na een jaar is overleden. Waarschijnlijk als gevolg van complicaties bij diabetes. Daar zat ze – een weduwe van 23 jaar met een zoontje dat nog maar net geboren was. Maar ze is niet bij de pakken neer gaan zitten. Daar was ze de vrouw niet naar. Ze is aan het werk gegaan bij de DABO – de Drentse autobusonderneming. Als conductrice reed ze mee op de lijnen tussen Groningen, Assen en Meppel. Het was oorlog en Nederland was bezet. En mijn moeder zei ronduit hoe ze over de dingen dacht. Toen ze een keer opmerkingen maakte tegen een Nederlandse vrouw die met haar Duitse vriend op de bus stapte, werd die Duitser zo kwaad dat hij een mes pakte en haar neer wilde steken. De chauffeur heeft de zaak gesust, het is goed gegaan, maar mijn moeder was niet erg onder de indruk van de gebeurtenis. ‘She was a tough lady.’
Toen haar man Klaas was overleden, is ze met haar zoontje
ingetrokken bij haar ouders aan de Coendersweg in Helpman. Alle Nederlanders
moesten in de oorlog hun radio inleveren, maar opa en oma hadden hun toestel
achtergehouden. Daarmee luisterden ze naar Radio Oranje, wat natuurlijk
verboden was. En hierbij zijn ze betrapt. Hoe – dat weet ik niet.
Waarschijnlijk zijn ze verraden, maar ik weet niet door wie. In ieder geval
zaten ze behoorlijk in de problemen. De Duitsers namen het hoog op. Mijn moeder
heeft zich toen opgeofferd en gezegd dat dat die radio van haar was. Ze dacht
dat een jonge weduwe met een kind minder hard zou worden aangepakt dan een
ouder echtpaar. Zo was mijn moeder. Drie of vier dagen heeft ze vastgezeten in
het Scholtenhuis, het hoofdkwartier van de Duitsers aan de Grote Markt. Ze
heeft nooit willen vertellen wat haar daar is overkomen. Uiteindelijk is ze
vrij gekomen met een boete van duizend gulden. Een gigantisch bedrag in die
tijd. De buurt is een inzamelingsactie gestart om het geld bijeen te krijgen.
Zo heeft ze die boete kunnen betalen.”
Het verhaal van vader
“Mijn vader, Selwyn Golding, is in 1920 geboren op een boerderij in Saskatchewan. Dat is een provincie van Canada. ‘He was a farmer boy.’ Toen de oorlog uitbrak, is hij vrijwillig in dienst gegaan. Hij heeft meegeholpen bij de bevrijding van Italië, is daarna met zijn eenheid naar Frankrijk getrokken en vandaar verder naar het noorden, richting Nederland. Hij zat op een truck. Zijn taak was voedsel naar het front te vervoeren en doden en gewonden, en ook Duitse krijgsgevangenen, mee terug te nemen. Daarbij heeft hij de meest vreselijke dingen gezien. Lichamen zonder hoofd, lichamen zonder ledematen. Die moest hij oppakken en weg brengen. ‘It affected him for the rest of his life.’ Bij een aanval met artillerievuur, waarbij er grote kans was dat de truck in brand zou vliegen, is hij eruit gesprongen en langs de kant van de weg in een greppel gedoken. Een van die projectielen schoot pal over zijn hoofd in een boom en explodeerde daar. De stukken metaal sprongen in het rond. Een van die fragmenten heeft hij opgepakt en als trofee mee naar huis genomen. Hij kwam met de schrik vrij, maar zijn hele leven heeft hij een hekel gehad aan harde geluiden. Wanneer een auto hard claxonneerde, zag je hem verstijven.
Aan het front kreeg hij ook op persoonlijk vlak nog het
nodige te verwerken. Zijn vriendinnetje in Canada stuurde hem een zogeheten
‘dear John letter’. Ze maakte het uit. Ze had een andere man leren kennen en
wilde met hem verder.”
Het verhaal van de ouders
“Kort na de bevrijding van Groningen, in april 1945, ging mijn moeder op zoek naar haar broertje van tien dat al een paar uur van huis was. Oma maakte zich ongerust. Het begon al donker te worden. ‘Ted, ga eens kijken waar dat kind uithangt!’ Niet ver van de Coendersweg lag een kampement van Canadese militairen, met trucks, tanks en legertenten. Jongetjes uit de buurt scharrelden daar vaak rond. Als ze geluk hadden, kregen ze chocola en kauwgum van de soldaten. Moeder ging dus allereerst daar een kijkje nemen. Ze trof er twee militairen die bezig waren thee te zetten in een mess tin. Dat is zo’n metalen pannetje dat in het leger wordt gebruikt om tijdens een veldtocht eten op te warmen. De ene Canadees vroeg aan de ander ‘durf jij die jonge dame daar te vragen of ze zin heeft in een kop thee?’ Nou, dat durfde hij wel. En mijn moeder wilde best een kop thee hebben ‘maar dan moet je me eerst helpen mijn broertje te vinden.’ Ze sprak nauwelijks Engels, maar met wat handen-en-voeten-werk maakte ze duidelijk wat ze bedoelde. Zo hebben mijn ouders elkaar leren kennen. Het onderdeel van mijn vader is al snel verder getrokken, eerst naar Delfzijl, later naar Hamburg. Maar ze hebben contact gehouden. Regelmatig schreven ze elkaar brieven. En in 1947 heeft mijn moeder haar koffers gepakt en is met haar zoontje mijn vader achterna gereisd naar Canada. Daar zijn ze getrouwd.
Ze heeft het in het begin niet gemakkelijk gehad. Alles had ze achter zich gelaten, ze sprak de taal niet en had andere gewoontes dan de mensen in haar omgeving. Maar ze liet zich niet kennen. Ze heeft zich er doorheen geslagen en het is goed gekomen. Mijn ouders hebben vier kinderen gekregen – twee jongens en twee meisjes. Het was een goed huwelijk. Het was best een klap voor mijn vader toen zijn meisje in Canada de verkering uitmaakt, terwijl hij aan het front zat. Maar achteraf was hij er alleen maar blij om. Met mijn moeder ‘I got the best part of the deal’, zoals hij zelf altijd zei.
Mijn vader is voor zijn moed tijdens de tweede wereldoorlog
verschillende keren met een medaille geëerd. Daar was hij trots op. Graag had
hij in 1995 in Europa de herdenking van vijftig jaar bevrijding bijgewoond.
Helaas heeft het niet zo mogen zijn. Twee jaar daarvoor is hij overleden.”