Column: Telefoonterreur

De jongste generatie zal nauwelijks bovenstaande apparaat herkennen.

Dit is wat mijn generatie kent als TELEFOON, aka mobieltje, maar dan aan een snoer vastgeketend aan de wand met een plug als verbinding naar de buitenwereld.

Het grote voordeel is dat we deze niet mee kunnen nemen. Hooguit een paar meter zo lang het snoer is, maar ook niet meer dan dat. Toen hadden we ook nog geen last van bellen in de auto, op straat, in de winkel en o jee, wie heeft me nu weer een berichtje gestuurd terwijl ik met heel andere dingen bezig ben. Ik kan me nog goed herinneren dat ik naar het eind van de straat moest lopen om de dokter voor mijn moeder te bellen die het ineens heel erg benauwd kreeg van een astma-aanval (praat over +/- 1968).

Op zulke momenten was het natuurlijk handig geweest dat de mobiele telefonie was uitgevonden, maar toen nog niet.

Soms verlang ik er ook wel eens naar terug.

Even lekker rustig winkelen, heerlijk in de auto van A naar B, of lekker wandelen door het park in een goed gesprek gewikkeld met mijn partner.

Echter hoe vaak zie ik nu niet mensen lopend met een telefoon aan de oor, niet omkijkend of er iemand aankomt terwijl ze al bellend oversteken en zichzelf en anderen in gevaar brengen. Of fietsend door de stad gaan terwijl de terreur dreigt door een telefoon die afgaat. Natuurlijk moet deze worden beantwoord, je weet nooit wie me nodig heeft. Paniek, paniek, paniek. Mijn baas zei vroeg al: ”Er is niet eerder paniek dan wanneer er paniek is”.

Het mobieltje lijkt wel te zijn uitgevonden om een nieuwe verslaving te veroorzaken, en dat is natuurlijk ook zo. Alles wordt ermee gedaan, en in heel veel gevallen is het ook prima, maar het mag iets minder wat mij betreft. Dat geldt ook voor mijzelf hoor. Maar wat mij betreft mag hij wat vaker in de ban.