(Tussen haakjes: opmerkingen van deelnemers en auteur.)
‘Kom, we gaan!’
(En braaf hobbelen we, de 15 deelnemers, achter Adri en Hilly aan. )
Door de Hortensialaan, linksaf de Dahliastraat door en we komen via het Azaleapad bij de Lindenhof.
Adri: ‘We hebben deze wandeling gisteren ook gemaakt en toen stikte het hier van de mussen en kijk ik nu om me heen dan zie ik helemaal niets. Sommigen van jullie zijn denk ik net oud genoeg om zich nog de dichter Jan Hanlo te herinneren die een mooi gedicht over de mus heeft geschreven, en de eerste regel van dat gedicht luidt: ‘Tjielp tjielp – tjielp tjielp tjielp’, en dan gaat het zo verder en de laatste regel is: ‘Tjielp etc.’
Ondertussen horen we nu ook een tjielp en daarboven op het dak zit al een mus. En dat is best bijzonder want mussen zijn zeldzaam geworden! Mussen staan op de rode lijst. Ze nemen in aantal af. Het is niet zo dat we ongerust moeten zijn over de aantallen die er nog zijn want er zijn nog zat, maar sinds 1980 zijn ze met ongeveer de helft afgenomen. En dat is iets waar je je wél zorgen over dient te maken. En hoe komt dat? Nou, omdat ze vooral in de broedperiode veel insecten nodig hebben, veel eiwitten om de jongen te voeren, en dat is eigenlijk het verhaal waar alles om draait: er zijn te weinig insecten. Verder schiet de nestgelegenheid tekort. Veel nieuwbouw is zo strak gebouwd waardoor er geen ruimte meer overschiet voor de mussen, ergens onder een dakpan bijvoorbeeld’.
We lopen verder via Graspad en Wingerdhoek en slaan rechtsaf de Oliemuldersweg in en dan linksaf de Resedastraat in.
Hilly: ‘Kijk, hier voor ons zie je allemaal plantjes staan. Ze zien er niet allemaal heel mooi uit. Zijn hier ook mensen die weten wat voor plant dit is? Iemand zegt ‘geranium’. Nou, dat klopt! De naam is afgeleid van het Griekse géranos, wat kraanvogel betekent. En als je kijkt naar het vruchtje van deze plant dan kun je zien dat het steeltje zijn nek is en het vruchtje waar 5 zaden in zitten is het koppetje en daaraan zit een lange snavel, en die lijkt op een kraanvogel. Maar in Nederland zeggen we niet kraanvogel maar ooievaarsbek, en in dit geval heet hij Robertskruid. Robert komt van een heilige, Robert van Molesme, Sint Robertus. Dat is al zo’n 1000 jaar geleden, hij wist heel veel van geneeskrachtige kruiden en heeft ervoor gezorgd dat dit kruid belangrijk werd voor het stelpen van het bloed. Je ziet: het is een beetje een rode plant, en het verhaal gaat dat deze heilige Robert niet zo heel fris rook. Het was een beetje een stinkerd en pak maar eens een takje en wrijf de bladeren een beetje fijn – ruik je? Het is niet zo’n heel fijn geurtje. ‘Stinkende Robert’, en zo heet hij ook in het Engels, maar dan geen Robert maar Bob, het is een ‘Stinking Bob’. Het is een plant die van schaduw houdt en schaduw is er volop in de Resedastraat. Maar we gaan weer verder, we moeten door.’
We lopen de Resedastraat uit en belanden aan de Florakade: we lopen iets naar rechts en steken – oppassen, géén zebrapad, maar het is zondagochtend en rustig – het Damsterdiep over en komen bij het fietspad, dat Damsterpad heet.
Adri: ‘We staan hier bij een mooi stukje berm; iets wat de Gemeente toch wel leuk heeft gedaan. Je kunt zien dat hier veel verschillende soorten wilde bloemen in bloei staan en dat is toch een veel mooier gezicht dan het gemaaide gras hier achter ons. Je ziet ook direct dat insecten hier gek op zijn; er vliegen veel bijen, hommels en zweefvliegen rond. En het plantje dat ik er nu uit ga pikken, dat is deze hier. We hebben zonet Robert gehad als Heilige, en een hoop planten zijn genoemd naar Heiligen of figuren en gebeurtenissen uit de Bijbel. Ze hebben hun namen gekregen in de Middeleeuwen en de mensen hadden toen domweg geen ander referentiekader dan de Bijbel en de pastoor die de verhalen uit de Bijbel vertelde. In dit geval Sint Jan. Dit is Sint Janskruid. En Sint Jan: wie weet wie dat was?! (Johannes?) Het was Johannes de Doper. Zijn kont is van koper.
(Zijn billen zijn van blik, Johannes de Doper dat ben ik.) Ja, dat riepen wij vroeger op het plein van de lagere school.
Nu zijn er 3 redenen waarom dit kruid naar hem is genoemd. De eerste reden is heel eenvoudig, zijn bloeiperiode valt ongeveer samen met de naamdag van Sint Jan, van Johannes de Doper, en dat is 24 juni, in die periode begint hij te bloeien, en hij bloeit nu (25 juli) nog.
Aan de andere redenen zit een heel verhaal vast. Johannes de Doper was een half jaartje ouder dan Jezus. Jezus kennen jullie toch wel, mag ik hopen.
Hij was een neef van Jezus en leidde een heel sober bestaan. Hij had een kameelharen mantel en leefde in de woestijn van sprinkhanen en wilde honing. Hij was een profeet en predikte de verlossing van zonden door mensen in de Jordaan te dopen. Vandaar Johannes de Doper.
Het was een beste vent maar hij had één gebrek: hij was recht voor zijn raap en had een scherpe tong. Er kwamen mensen die hem vertelden: ‘Weet jij wel wat daar in de stad gebeurt? Die koning van ons, Herodes, die houdt het met zijn schoonzuster, met de vrouw van zijn broer! En die vrouw is Herodias en zo’n verhouding is tegen onze Joodse wetten’.
Johannes dacht even na en zei :’Daar moet wat aan gebeuren’. Hij ging naar de stad, naar het marktplein. Ging op een grote steen staan en riep: ‘Ik heb jullie iets belangrijks te vertellen’. Er kwam volk om hem heen staan en hij vertelde over Herodes die lag te rotzooien met zijn schoonzuster. Enkele toehoorders renden naar het paleis toe, lieten zich melden bij Herodes en vertelden hem wat Johannes de Doper over hem zei. Vervolgens stuurde Herodes een paar soldaten naar het marktplein die Johannes oppakten en hem in een kerker gooiden.
Ondertussen had Herodias met haar dochter Salomé een gemeen plannetje bedacht. Ze zei tegen haar dochter: ‘Komende zaterdag is Herodes jarig en geeft hij een groot feest. Als jij nu eens gaat dansen voor Herodes en je doet zeven sluiers om, dan weet ik zeker dat hij gaat zeggen: Je hebt zo geweldig gedanst, als jij een wens doet, dan zal ik die vervullen’.
Het feest is aan de gang, Salomé danst met haar zeven sluiers om voor Herodes en om de beurt gaan alle sluiers af. Herodes werd steeds enthousiaster en zei tegen Salomé: ‘Dit is geweldig, jij mag een wens doen en wat het ook maar is, ik vervul hem’.
En toen zei Salome: ‘Ik heb maar één wens, ik wil het hoofd van Johannes de Doper op een zilveren schaal’.
Dat vond Herodes eigenlijk wat te ver gaan, maar beloofd is beloofd. Hij stuurde een paar soldaten naar beneden om het hoofd af te laten hakken. Maar bij de deur stond Herodias en die zei tegen de soldaten: ‘Voordat jullie dat doen geef ik jullie enkele naalden, verhit ze goed en trek dan zijn kwaadsprekende tong naar buiten en steek die naalden daar doorheen, zodat hij goed gemarteld wordt voordat zijn hoofd eraf gaat’.
Nu gaan we een blaadje van het Sint Janskruid afplukken en ik geef jullie een loepje. Houd het blaadje tegen het licht en kijk door het loepje en zeg wat je dan ziet. Allemaal kleine gaatjes, en dat is de doorboorde tong van Johannes de Doper.
De derde reden waarom het kruid naar hem genoemd komt nu: we pakken een bloemknopje dat nog niet helemaal open is. Die wrijven we fijn tussen duim en wijsvinger en kijk wat je dan ziet. Dat is het bloed dat uit de hals van Johannes vloeide’.
Hilly: ‘Na dit mooie verhaal vraag ik jullie om in de berm een plekje op te zoeken en dan krijgen jullie één minuut de tijd om te tellen hoeveel insecten je ziet, op een vierkante meter vlak voor je neus. De tijd gaat nú in!’
(Daarna kon iedereen melden wat men gezien had. Enkele hommels, sommigen slechts één zweefvlieg.)
Hilly: ‘Dat komt door de wind en het is nat; daar houden insecten niet van’.
(Deelneemster Sanne Masselman, de iniatiefneemster van de ‘Voedselbank voor bijen’ legt uit waarom de wilde bij het momenteel zo verschrikkelijk moeilijk heeft. De eerste voedselbank staat op de stoep voor Het Oude Politiebureau en de tweede in de Paradijsvogeltuin.)
We lopen onder het Damsterdiep door naar de Florakade, linksaf door de Papaverstraat en Anjelierstraat naar het Pioenpark en de vijver.
Adri: ‘Wat zijn dat voor ganzen met die kringen om de ogen? (Nijlganzen.)
Ja, die vervelende beesten met die boevenmaskers en die hebben ze niet voor niets, want het zijn gewoon schurken. Ze zijn agressief; ik heb weleens meegemaakt dat ze een ooievaarsnest bezet hielden zodat de ooievaars er niet meer op konden komen om hun jongen groot te brengen. Nijlganzen zijn Afrikaanse vogels en ze broeden ook nog eens in de periode dat ze in Afrika zouden broeden, waardoor ik weleens in het Noorderplantsoen jongen heb zien zwemmen in februari, terwijl er ook nog een beetje sneeuw lag. Ze vermeerderen zich behoorlijk snel en want ze broeden eigenlijk het hele jaar door, wel zo’n drie broedsels. Ze nemen steeds meer de plek in van onze inheemse eenden- en ganzensoorten’.
We lopen door naar het Rosarium.
Hilly: We hebben net een test gedaan bij de wilde planten om te kijken hoe het daar zat met de wilde bijen en andere insecten, en ik wil graag die test hier nog een keertje herhalen. Insecten zijn verschrikkelijk belangrijk en daarom moeten we zorgen dat daar veel plek voor is. Maar niet alle bloemen zijn geschikt voor insecten. Zouden jullie nog een keer één minuut naar een afgebakend stukje bloemen willen kijken en vertellen wat je gezien hebt?(Veel mensen hebben nul insecten gezien.) Je ziet het verschil tussen wilde en gecultiveerde planten. (Iemand had een honingbij gezien.) Een honingbij is een soort kroegloper die alles wel lust; heel anders dan de wilde bij, waar we eigenlijk goed voor zouden moeten zorgen’.
We lopen naar de tweede vijver.
Hilly: ‘We staan hier voor een kast en ik denk dat jullie allemaal wel weten waarvoor die is. Deze kast is vermoedelijk voor de Gewone dwergvleermuis. Deze komt in ons land het meest voor. In de provincie Groningen zo’n 10.000 individuen. In Nederland komen ongeveer 27 soorten vleermuizen voor, maar die zijn er niet allemaal het hele jaar door. Ze krijgen ook niet allemaal hun jongen in Nederland. Deze vleermuizen wel. Weten jullie wat voor soort dier een vleermuis is? Het is inderdaad een zoogdier. Zien er net zo uit als wij, met armen en benen, handen en voeten. Een hoofd met een neus en een mond. Maar een vleermuis heeft eigenlijk méér: zijn vleugels. Eigenlijk zijn het geen vleugels: het is vel dat tussen z’n vier vingers zit, en van zijn handen helemaal naar de benen en de enkels gaat en ook van de binnenkant van de benen naar de staart.
En wat opvallend aan de vleermuis is: vrij korte beentjes en enorm lange armen. Ook de de vier vingers aan elke hand zijn bij de gewone dwergvleermuis veel langer dan die van ons. In verhouding zijn die vingers ongeveer net zo lang als de armen van de mens. De duimen van de vleermuis zijn ongeveer net zo groot als onze duimen. Ze zitten in het midden van hun ‘vleugels’. Vleermuizen vliegen met hun handen. (Hilly laat het op papier zien, terwijl ze de lichaamsdelen aanwijst en de lengte weergeeft.) En dan zie je dat zo’n vleermuisje, dat zo op je duim past, nog kleiner dan 5 cm is, maar ze hebben een enorme vleugelspanwijdte, die zo’n 24 cm breed is. En daar kunnen ze mee vliegen, want ze zijn heel licht. Ik zal jullie laten voelen hoe licht een gewone dwergvleermuis is. (We krijgen twee staafjes oploskoffie aangereikt.) Dat is ongeveer 6 gram. (Hoe vaak krijgt een vleermuis jongen?) Eens in de twee jaar. Op dit moment zijn de jongen bij de moeders. Binnenkort worden ze zelfstandig; dan houden de moeders op met voeden en kunnen ze weer op liefdesavontuur. Als je ’s avonds naar boven kijkt of uit het raam, dan zie je ze’.
We steken de Oliemuldersweg over naar de Klaprooslaan en slaan linksaf de Laurierstraat in.
Adri: ‘Hier staan we voor een huis met een dode boom en een hele grote klimop erop gegroeid. Misschien denken jullie: wat een slordige tuinder is dit dat hij zijn klimop niet op tijd gesnoeid heeft. Maar dit is juist hartstikke goed; dit is wat we graag zien – dat een klimop boven in een boom klimt, en daar gaat bloeien en bes gaat vormen, want het bijzondere aan klimop is dat hij als grondbedekker, waar nauwelijks iets tussendoor wil groeien, nooit bloeit. Maar als hij omhoog kan, zoals bij een boom of een muur, dan doet hij dat graag en het wonderlijke is dat hij dan pas gaat bloeien. Nog wonderlijker is dat hij aan de bloeitakken ook anders gevormd blad heeft gekregen. Nu heeft zo’n bloeiende klimop heel veel waarde voor insecten want hij bloeit in september en oktober. Dan bloeit er verder bijna niks, dus kijk dan maar eens hoeveel bijen en andere insecten er rondom die bloemen zwermen. En dan nog een heel belangrijk punt: die bloemen vormen bessen en die bessen zitten eraan in maart en april, en dat is ook weer een periode dat er nauwelijks vruchten zijn, dus dat is heel mooi voor vrucht-etende vogels, de merels, de lijsters, de spreeuwen, de houtduiven. Daarom zeg ik: zet allemaal klimop in je tuin en laat het klimmen. In een oude boom bijvoorbeeld. (Gaat die boom dan niet dood?) Nee, die boom gaat echt niet dood want de klimop heeft hechtwortels, dus die hecht zich aan de stam vast maar die wortels dringen niet door in de boom. Hij haalt zijn voedsel gewoon uit de grond, zoals bijna alle planten. Klimop in een boom is ook een goede schuilgelegenheid voor kleine vogels, bijvoorbeeld als er een sperwer op ze jaagt. En het is een goede nestgelegenheid voor de mussen’. (Kijk, daar komt er eentje uit!)
Hilly: ‘Dan ga ik nu vertellen over iets anders, waar de boom wél van dood gaat. Die zie je hier. De boom leeft nog, maar er zit een paddenstoel in. Een paddenstoel is een schimmel, en dat is net zoiets als een appel in een appelboom, het is alleen de vrucht. Maar de schimmel zit overal en veel dieper, die zie je niet. Paddenstoelen ken je waarschijnlijk wel met een steeltje en met een hoed, maar ze zijn er in heel veel vormen, een bekertje, of de vorm van vingers of sprietjes, en hier zie je er eentje in de vorm van een zwam. Een dodelijke zwam voor deze boom, en deze paddenstoel komt alléén maar voor in deze boom. Paddenstoelen zijn specialisten; sommige ruimen rommel op, verteren blaadjes en boomstammen, daar hebben we veel profijt van. Er zijn ook paddenstoelen die juist samenleven met planten en dan zorgt de paddenstoel voor dingen die nodig zin. Ze geven elkaar wat ze nodig hebben.
En er zijn moordenaars, en dit is een moordenaar. Het is een boomgaardvuurzwam. Die hoort zeldzaam te zijn, maar door de hele wijk zie je hem, vooral in de Vinkenstraat.
(Hoe lang duurt het voordat deze boom dood gaat?) Reken op een jaar of 25’.
(Dit is het einde van de wandeling en we lopen terug naar het startpunt: Het Oude Politiebureau.)
Adri Akkerman en Hilly Kreuzen houden veel van de natuur. Al jaren voor hun pensionering zijn ze gaan wandelen en gingen mee met excursies van o.a. het IVN (Instituut voor Natuureducatie) en het Groninger Landschap. Later werden ze lid van het IVN en KNNV (Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, oftewel ‘Vereniging voor Veldbiologie’ en volgden veel lezingen, maakten excursies mee en deden cursussen, wat ze ook nu nog steeds doen, ‘want je komt er achter dat hoe meer je weet, hoe minder je weet’.
Adri en Hilly wonen sinds anderhalf jaar in de Oosterparkwijk.
De tweede Natuurwandeling (met andere onderwerpen) vindt plaats op zondag 26 september, 10.00 uur. Aanmelden: Het Oude Politiebureau, tel. 050-2113684.
Foto(s): Natuurwandeling5 | Frans Geubel, Natuurwandeling1 | Frans Geubel, Natuurwandeling2 | Frans Geubel, Natuurwandeling4 | Frans Geubel, Natuurwandeling3 | Frans Geubel, Natuurwandeling6 | Frans Geubel.