Op bezoek bij Alan Haveman

Over fotocollages en filmsterren, de kunstenaarsscene in Groningen en de zin van het leven

Alan Haveman is een vertrouwd gezicht in de Oosterparkwijk. Hij kent veel mensen en veel mensen kennen hem. Regelmatig wandelt of fietst hij door de buurt, maakt een praatje met wie hij tegenkomt en noteert wat hem daarbij verteld wordt. In talloze bijdragen in de wijkkrant heeft hij verslag gedaan van wat hem onderweg is opgevallen, de laatste jaren in de vorm van ‘Alans wijkwandeling’. Door een ernstig ongeluk, vorig zomer, is hij een tijdlang uit de running geweest. Inmiddels is hij volledig hersteld en weer actief. Hopelijk kunnen we binnenkort in onze krant een nieuwe wijkwandeling tegemoet zien.

De collages

Alan houdt van lezen en luistert graag naar muziek. Zijn woning aan de rand van de wijk getuigt hiervan. Tegen de wanden en in de vensterbanken staan honderden, zo niet duizenden boeken opgestapeld. In aparte kasten bewaart hij CD’s, elpees, singeltjes en cassettebandjes – planken vol. Ondanks de overdaad, maakt het geheel een geordende indruk. “Ik weet precies waar alles staat,” aldus Alan. En om dat te bewijzen trekt hij een boekje uit de stapel en geeft er een enthousiaste toelichting bij. Maar wanneer ik zijn woning binnenkom, vallen niet in de eerste plaats de vele boeken en de omvangrijke muziek-collectie op. Er is iets anders wat de aandacht vraagt. Mijn blik wordt allereerst getrokken naar de indrukwekkende fotocollages waarmee Alan de wanden van de gang, de woonkamer en de slaapkamers heeft opgesierd. Duizenden en duizenden foto’s, veelal kleine foto’s die hij, sinds hij in 1989 in de flat kwam wonen, uit kranten, tijdschriften, televisiegidsen en folders heeft geknipt en met spelden op de muren bevestigd, dicht tegen elkaar aan, soms over elkaar heen. Een collectie die in de loop der jaren als een organisch proces enorm is uitgedijd. Foto’s van voetballers, tennissers en zwemkampioenen, van politici, wereldleiders en filosofen, van popidolen, televisiesterren, schrijvers en dichters plus een aantal plaatselijke grootheden – een enkele keer onderbroken door de reproductie van een kunstwerk, zoals ‘De schreeuw’ van Edward Munch en een schilderij van Picasso. Ook zie ik een cartoon van Peter van Straaten. Het is een overdonderend geheel.

Uiteenlopende foto’s

“Ik ben altijd een verzamelaar geweest”, legt Alan uit. “In de jaren zestig knipte ik al foto’s van the Beatles uit de Muziek Express. Later las ik Aloha, de opvolger van Hitweek. Eind jaren zestig heb ik een opname van het VPRO-programma ‘Picknick’ bijgewoond, ergens in de duinen van Noord-Holland –  bij Schoorl of Egmond of Bergen. In die uitzending trad Frank Zappa op. Live. Prachtig vond ik dat. Niet lang daarna heb ik in het Stedelijk museum in Amsterdam de bekende poster gekocht waar Frank Zappa op de wc zit.” Deze poster siert nog steeds een van de wanden van Alans huis en vormt daarmee de basis van de verzameling. Door de vele foto’s die er in de loop der jaren overheen zijn geplakt, is nu alleen Zappa’s hoofd nog zichtbaar. Maar de echte inspiratie voor het project deed Alan jaren later op in een café in de Damstraat in Amsterdam. De kroegbaas had zijn etablissement volgehangen met foto’s van beroemdheden die ooit bij hem aan de bar hadden gezeten. Dat sprak Alan aan – en hij dacht gelijk “dat ga ik ook doen”. En ziedaar – het is niet bij een voornemen gebleven. Hij legt uit dat de foto die hij uitknipt hem op een of andere manier moet aanspreken, triggeren, fascineren – hoe je het noemen wilt. Het beeld daarbij hoeft niet altijd positief te zijn. De foto kan ook afkeer oproepen. Zo zie ik een portret van Charles Manson, de man die (met een viertal van zijn sekteleden) in 1969 op gruwelijke wijze filmster Sharon Tate en enkele vrienden van haar heeft vermoord. Daarnaast hangt, als lieftallige tegenhanger van Manson, een fotootje van Conny Froboess, de Duitse tienerzangeres die eind jaren vijftig, begin jaren zestig de ene hit na de andere scoorde. “Het is niet mijn soort muziek,” zegt Alan ter verklaring. “Maar haar liedjes horen wel helemaal bij mijn jeugd. Ze was in die tijd heel vaak op de radio te horen. En ik vond haar wel een lief meisje.” Spontaan begint hij het eerste couplet van Conny’s grootste succes, ‘Zwei Kleine Italiener’, te zingen, het nummer waarmee ze in 1962 Duitsland vertegenwoordigde op het Eurovisie Songfestival. En ik zing vrolijk met hem mee. Ook voor mij is Conny Froboess jeugdsentiment.

“Zwei kleine Italiener

Die träumen von Napoli

Von Tina und Marina

Die warten schon lang auf sie”

Filmsterren 

Hollywoodsterren uit de jaren vijftig en zestig – ze boeien me mateloos. Het doet me dan ook groot genoegen in de zee van afbeeldingen foto’s van een aantal filmgodinnen uit die tijd te ontdekken. Een piepjonge Elizabeth Taylor, heel rank en slank en sprookjesachtig mooi. Grace Kelly, Sophia Loren, Gina Lollobrigida, Brigitte Bardot, Jayne Mansfield, Natalie Wood. De beroemde foto van Marilyn Monroe, met haar opwaaiende witte zomerjurk. Marlene Dietrich met haar dochter Maria Riva. Ik vraag me af, terwijl ik naar de celebrities van toen kijk: wie van de tieners en twintigers van nu kent deze namen nog? Roem is vergankelijk, schoonheid gaat voorbij, de herinnering vervaagt.

De wc

Aan het slot van de rondleiding laat Alan me zijn wc zien. De wc is de kroon op het werk. Alle wanden van plint tot plafond zijn met foto’s bedekt. Er is bijna geen stukje muur meer te zien. “Je hoeft je hier niet te vervelen,” concludeert Alan met een vrolijke grijns. Dan kan ik alleen maar beamen als ik om me heen kijk. President Kennedy, Mao Tse-toeng, Che Guevara, minister Luns en de Franse filosoof Jean-Paul Sartre staren me aan. Wat in werkelijkheid niemand voor elkaar heeft kunnen krijgen, is Alan op zijn wc wel gelukt: al deze personen in één ruimte bijeen te krijgen.

De scene in de jaren zeventig

De collages groeien nog steeds. Onlangs heeft Alan een necrologie van de pas overleden Jan Rot op de muur geprikt. “Jan Rot heeft in zijn jonge jaren nog een tijdje in Groningen gewoond,” weet hij. “Hij speelde bij de band The Streetbeats. En hij stond als portier bij de deur van café ‘De kattebak’ aan het Gedempte kattendiep, daar waar nu ‘Hemingway’ is.” Deze herinnering voert Alan terug naar het begin van de jaren zeventig, de tijd waarin hij zich met volle overgave in de Groningse muziekscene en het artistieke leven van de stad stortte. Een reeks aan namen noemt hij op – namen van kroegen die niet meer bestaan, van barkeepers die zijn overleden, bandjes die allang uit elkaar zijn gevallen. Hij dist de ene anekdote na de andere op. Alan is wat die periode in Groningen betreft een wandelend documentatiecentrum. “Ik was zelf niet creatief, maar ik interesseerde me hevig voor wat anderen maakten.” In de kunstenaarscafés kwam hij Plopatou, Riekus Waskowsky en Henri Hes tegen, bekende artiesten in die tijd. En Herman Brood. “Herman Brood kwam ’s nachts wel eens bij me langs wanneer hij niet kon slapen door de speed die hij had gebruikt. Dan liet hij me de singletjes horen die hij net op de kop had getikt.”

De zin van het leven

Als rechtgeaarde hippie is Alan, toen hij begin twintig was, naar India afgereisd. Liftend, met openbaar vervoer en te voet, trok hij via de Balkan, Griekenland, Turkije, Iran en Afghanistan naar het oosten. Op de berg Manali in de Himalaya dacht hij na over de zin van het leven. Hoezeer hij ook prakkiseerde – Hij kwam er op dat moment niet uit. Pas toen hij terug was in Groningen, kreeg hij het antwoord dat hem tevredenstelde. Een oudere Groningse dame gaf de oplossing. In een interview op de radio poneerde ze kort en bondig haar stelling. “Ik snap nait waorom de mensen zo stoer doun. Het is heel eenvoudig. De zin ván het leven – dat is de zin ín het leven! Pluk niet de dag, maar pluk de minuut, pluk de seconde!” Deze wijsheid heeft Alan zich eigen gemaakt. En het heeft er naar eigen zeggen voor gezorgd dat hij nog altijd een rasoptimist is.