Eind november ontdekte ik in de Zonnebloemstraat, vlakbij de poort, tot mijn verbazing kiwi’s!
Nu is het zo dat ik al ruim 25 jaar elke ochtend begin met een kiwi, gevolgd door een mok koffie.
Ik plukte er eentje en schilde ‘m voorzichtig: precies een groene kiwi, maar ongeveer één derde van het normale formaat. Hij smaakte ook zo, een beetje onrijp nog.
Ik vroeg Adri Akkerman (van Adri en Hilly, bekend van de stadsnatuurwandelingen in de Oosterparkwijk) om meer informatie, en hier volgt zijn antwoord.
“Kortgeleden kreeg ik een foto toegestuurd van Frans Geubel. Er stonden kiwivruchten op, die nogal aan de kleine kant waren, vond Frans. Zijn vraag was: hoe zit dat?
Nou, het zou twee kanten uit kunnen gaan: de eerste mogelijkheid is dat het gaat om kiwibessen (Actinidia arguta) – dit is een soort die in ons klimaat goed afrijpt en kale vruchten geeft van ongeveer kruisbesgrootte. Dat zou hem niet zijn volgens Frans, de vruchten waren toch wel groter.
De andere mogelijkheid is wat ingewikkelder: de kiwi die bij de groenteboer te koop ligt is een tweehuizige plant – dat betekent dat er mannelijke planten (bloemen met goed ontwikkelde meeldraden) en vrouwelijke planten (bloemen met goed ontwikkelde stampers) zijn. Man en vrouw “wonen” dus in een verschillend “huis”. Om vruchten te krijgen moet je dus altijd man en vrouw bij elkaar planten, en ervoor zorgen (via de keuze van het ras) dat de twee planten ook ongeveer tegelijk bloeien. Anders wordt het alsnog niks. Deze planten groeien hard en je hebt er ruimte voor nodig; bovendien zijn ze niet heel erg winterhard. Makkelijk is dat er ook eenhuizige rassen bestaan (niet zoveel, maar ze zijn er) en daarvan heb je dus maar een plant nodig. Zo’n ras heeft én meeldraden én stamper in een-en-dezelfde bloem, en is daarmee zelf bestuivend. Handig is ook dat zo’n ras niet heel hard groeit. Punt is wel dat de vruchten kleiner zijn. En daarmee denk ik de oplossing van Frans’ vraag over die kleine kiwi’s te hebben gevonden.”