Het weer die dag was al verbazend zacht
De jassen hadden wij dus thuisgelaten
We liepen door het Oosterpark en praatten
Wat toen gebeurde had ik niet verwacht
Ons trof het groen, de prille bloesempracht
Zodat wij alles om ons heen vergaten
En toen we op het zachte grasveld zaten
Ging een en ander sneller dan gedacht
Er was misschien iets mis met mij, dacht ik
Want nimmer mocht ik lentekriebels voelen
Die vrijpartij verruimde wel mijn blik
Nu weet ik wat ze met die term bedoelen
Wij merkten namelijk tot onze schrik
We lagen op een mierennest te kroelen
(Bart Adjudant)