De oorlog in de Oosterparkwijk

Sipke de Wind is een amateurhistoricus die al een aantal jaren onderzoek doet naar de gebeurtenissen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in het noorden van het land hebben plaats gevonden. Inmiddels heeft hij op dit terrein zijn sporen ruimschoots verdiend. Door archieven uit te pluizen, betrokkenen te interviewen en de verkregen informatie zorgvuldig tegen elkaar af te wegen en te interpreteren, is het hem gelukt een aantal opmerkelijke feiten boven water te krijgen. In de publicaties die de afgelopen jaren van zijn hand zijn verschenen, heeft hij hiervan verslag gedaan. 

‘Endkampf om Groningen’, dat eind 2021 is uitgekomen, is zijn meest recente titel. In dit boek beschrijft Sipke de strijd tussen de Canadezen en de Duitsers, bij de bevrijding van de stad in april 1945, waarbij hij met name de strategie van de Duitsers onder de loep neemt. Ook voor dit werk heeft hij weer de nodige research verricht. En opnieuw heeft zijn speurtocht een belangrijke ontdekking opgeleverd. Hij wist de naam te achterhalen van de commandant die de Duitse troepen bij de verdediging van Groningen aanvoerde. Hoogstwaarschijnlijk was dit de uit Berlijn afkomstige politiefunctionaris Gottfried Miczek. Op 8 april werd Miczek door generaal Blaskowitz tot Oberst (kolonel) benoemd, het begin van een korte, maar hevige carrière als bevelhebber van de Duitse manschappen in de stad. Vermoedelijk viel de keuze op hem omdat hij als een doorgewinterde vechtjas bekend stond die niet snel zou capituleren. De bijbehorende opdracht, was duidelijk. De opmars van de Canadezen in het noorden moest zoveel mogelijk worden vertraagd, zodat de Duitsers de gelegenheid kregen via Delfzijl naar Emden te ontkomen. Voor een deel is dit gelukt. De Duitsers boden bij de strijd om de stad veel meer tegenstand dan de geallieerden tevoren hadden voorzien. De gevechten waren onverwacht heftig en duurden vier dagen lang (van 13 tot en met 16 april 1945). De prijs die hiervoor betaald moest worden, was hoog. Honderden mensen kwamen om het leven, zowel Canadezen als Duitsers als burgers. Bovendien werd een deel van het oude centrum van de stad verwoest. 

Het drama in de Oosterparkwijk

Sipke de Wind wijdt in hoofdstuk 16 een aparte passage aan de Oosterparkwijk. Hier heeft zich op maandag 16 april 1945 een drama afgespeeld. De aanloop leek zo onschuldig. Groningen was bevrijd. De bewoners vierden feest. De laatste Duitse militairen verlieten in allerijl de stad, deels in hun voertuigen. Maar bij de Oostersluis liepen ze vast. Beide bruggen stonden omhoog. Gelukkig voor hen was er nog een loopbruggetje intact. Ze stapten snel uit, renden naar dat bruggetje en bereikten te voet de overkant – Oosterhoogebrug – waar ze zich bij andere Duitse eenheden voegden. In hun haast lieten ze hun wagens onbeheerd achter, vaak nog met het sleuteltje in het contactslot. Jongeren uit de buurt die op onderzoek uitgingen, troffen de voertuigen verlaten aan, namen plaats achter het stuur en startten de motor. Even later reden ze luid claxonnerend door de Oosterparkwijk. Een en al bravoure en overmoed. De jongens verkeerden in een overwinningsroes. Hun joyrijden leidde echter tot een drama. In een telefonisch interview dat ik met hem had, maakte Sipke de Wind aannemelijk hoe dit in zijn werk is gegaan.

“Vanuit hun verkenningsvliegtuigen zagen de Canadezen dat er Duitse militaire voertuigen door de wijk reden. Ze sloegen meteen alarm. Er zijn nog Duitsers in de wijk actief! Ze gaven het bericht door aan hun collega’s op de grond. Met als gevolg dat er even later vanuit Canadese artillerie-posten op de auto’s werd geschoten. Het mortiervuur trof de Begoniastraat en omgeving. Granaten sloegen door de daken. En ook bewoners werden geraakt. De mensen waagden zich die dag weer massaal op straat. Na vier dagen van gevechten, leek het gevaar geweken. Dat bleek een misrekening. Terwijl de oorlog eigenlijk al voorbij was, zijn er toen nog acht wijkbewoners omgekomen en is een onbekend aantal gewond geraakt. Er werd in de Oosterparkwijk in de dagen daarna tegelijk gerouwd en feest gevierd.” 

De Oostersluis 

Op dezelfde dag, 16 april, vond bij de Oostersluis een tweede drama plaats. Waarschijnlijk heeft ook hierbij een menselijke inschattingsfout fatale gevolgen gehad. Laten we proberen, aan de hand van het boek ‘Endkampf’, de gebeurtenissen te reconstrueren. Groningen was bevrijd. De Canadezen wilden nu langs het Damsterdiep doorstoten naar Delfzijl. Het was zaak deze havenplaats, die van groot strategisch belang was, zo snel mogelijk in handen te krijgen. Echter – de twee bruggen bij de Oostersluis stonden nog altijd omhoog. De colonne kwam hierdoor al aan de rand van de stad tot stilstand. Hoe nu verder? Het nemen van een alternatieve route, zo dit al overwogen werd, was geen optie. De Duitsers hadden uit voorzorg de vier nabijgelegen bruggen over het Van Starkenborghkanaal – de pontonbrug bij de Korreweg, de Bedumerbrug, de spoorbrug en de brug bij Dorkwerd – opgeblazen. Ook het loop-bruggetje was inmiddels onklaar gemaakt. Delfzijl leek ineens heel ver weg. En toen kwam er hulp uit onverwachte hoek. Pop Dijkema, een inwoner van Oosterhoogebrug, was die ochtend op bezoek gegaan bij familie in de Begoniastraat. Daarbij had hij nog net van een van de bruggen gebruik kunnen maken, voordat deze open gingen. Aan het begin van de middag deed in de wijk het gerucht de ronde dat de Canadezen bij de Oostersluis waren gestrand. Pop begreep meteen dat de patstelling die was ontstaan lang kon duren. Hij besloot zijn diensten aan te bieden. In de jaren dertig had hij meegewerkt aan de bouw van de sluizen en hij was op de hoogte van de situatie. Hij wist hoe hij de machines moest bedienen. Met zijn broer Jacob Jan en zijn neef Jan – de zestienjarige zoon van Jacob Jan – meldde hij zich rond drie uur bij de Canadezen. Deze maakten graag gebruik van het aanbod. Iedere mogelijkheid de impasse te doorbreken, was welkom. Het plan werd doorgesproken, de leiding bracht de militairen in de frontlinie op de hoogte, waarna het drietal op pad ging. In tijgersluipgang kropen de Dijkema’s naar de noordelijke brug, staken het water over, balancerend op een drijver – dat is een balk die dient ter bescherming van de kwetsbare sluisdeur – en renden aan de andere kant van de sluis naar de zuidelijke brug. Daar bevond zich de machinekamer. Ze tilden het metalen deksel op en daalden de ladder af naar beneden. Daar gingen ze aan het werk. Door met beide handen aan de tandwielen te draaien, lukte het hun de zuidelijke brug langzaam, heel langzaam te laten zakken. Om half zes was de klus geklaard. De brug was dicht. De Canadezen konden verder. Maar – toen kwam het fatale moment. De Dijkema’s besloten het karwei af te maken door de zware hekken te openen die de brug nog afsloten. Dit was een dappere actie, zoals de hele operatie van heel veel moed getuigde – maar het was niet nodig. De Canadezen reden de hekken met hun tanks zonder enige moeite omver. Het was ook een gevaarlijke actie. In Oosterhoogebrug bivakkeerden nog altijd de Duitsers. En toen zij de Dijkema’s bij de hekken in de weer zagen, begonnen ze te schieten. Pop werd daarbij in zijn arm geraakt. Gelukkig was hij niet levensgevaarlijk gewond. Al rollend wist hij zich achter een muurtje in veiligheid te brengen. Later is hij naar het ziekenhuis overgebracht. Zijn broer en neef sprongen in het water en klommen aan de stadskant van de sluis op de wal. Zij bleven ongedeerd. Maar op dat moment is er toch iemand om het leven komen: de 22-jarige Canadese soldaat Roy Coffin werd getroffen door Duitse geweervuur en stierf ter plaatse. Onze wijkgenoot Menno van der Wis houdt zich al jaren bezig met de vraag waarom een ervaren en goed getrainde soldaat als Roy Coffin – hij overleefde de landing in Normandië – zich op dat moment in het schootsveld van de Duitsers waagde. Daar was op het eerste gezicht geen enkele reden voor. De brug was neergelaten, de Canadezen konden verder, de tanks zetten zich al in beweging. Wat is er in die paar seconden gebeurd? Menno heeft, alle feiten afwegende, een verklaring gevonden. Roy Coffin zag tot zijn grote schrik dat de Dijkema’s op de hekken afliepen, en wilde hen waarschuwen. Doe dat niet! Het is daar levensgevaarlijk! En die hekken – die hoeven niet open, daar rijden we gemakkelijk overheen! Door op hen toe te rennen, bracht hij zichzelf in gevaar. Zijn zorg voor anderen is hem noodlottig geworden. Sipke de Wind, die in zijn boek de gebeurtenissen bij de Oostersluis stap voor stap schetst, geeft een kortere versie van de toedracht van de schietpartij waarbij Roy Coffin de dood vond dan hierboven is aangegeven. Menno’s theorie is aanvullende informatie op het boek. In ons telefoongesprek zei Sipke dat hij zich wel in de Menno’s analyse kon vinden. 

43 gesneuvelden

Journalist Ernst Arbouw, die vorig jaar een boek publiceerde over Harold Wilbert Roszell, een andere Canadese soldaat die bij de bevrijding van Groningen is gesneuveld, wijdt in het tweede hoofdstuk ook een paar regels aan Roy Coffin. Hij noemt hem een stille, zachtaardige jongen die accordeon speelde en een uitstekende schutter was. Toen hij naar Europa vertrok, de oorlog tegemoet, heeft zijn vader hem een polshorloge gegeven. Bij de bevrijding van Groningen zijn maar liefst 43 Canadese soldaten omgekomen. Roy Coffin was de laatste van hen.

Conclusie

Sipke de Wind heeft met ‘Endkampf om Groningen’ een boek afgeleverd dat veel informatie geeft over die tumultueuze dagen in april 1945, toen de stad werd bevrijd van de Duitsers. Hij komt met nieuwe inzichten. Tal van foto’s en overzichtskaartjes illustreren zijn betoog. Citaten uit gesprekken met ooggetuigen – door hem zelf gevoerd of ontleend aan al bestaande literatuur – verlevendigen de tekst. Het boek verdient zonder meer een groot lezerspubliek. Een enkel punt van kritiek: de redactie, of een meelezer, had de auteur kunnen behoeden voor een paar kleine slordigheden. Zo is er twee keer een hoofdstuk 3 (op pagina 32 en op pagina 74) en vertoont het notenapparaat ook enkele schoonheidsfoutjes. Bij een tweede druk kan dit wellicht worden recht gezet. 

Het vervolg

Ondertussen is Sipke alweer met zijn volgende boek bezig. Op het moment doet hij onderzoek naar de groep De Groot – de Groningse verzetsgroep die onder leiding stond van Gerrit Boekhoven. Nu al heeft hij interessante feiten ontdekt die tot nu toe niet bekend waren. Het belooft opnieuw een boeiend boek te worden dat zijn weg naar de lezer wel weer zal weten te vinden. Het publiek is nog altijd geïnteresseerd in boeken over de Tweede wereldoorlog. Getuigenissen uit die tijd blijven ons aanspreken. Ik moet nu denken aan vier dichtregels van Leo Vroman die, ondanks het ouderwetse woord ‘wenen’ voor ‘huilen’, nog altijd ontroeren.

“Kom Vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen,
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.”