Enthousiast vertelt Klaas Nanninga over zijn nieuwe aanwinst: een siesel. Een siesel? “Dat is een knaagdiertje, iets groter dan een eekhoorn, dat voorkomt in Oost-Europa en Rusland. Ik heb gisteren via internet in Oostenrijk een opgezet exemplaar kunnen kopen. Wie had gedacht dat ik de bezoekers nog eens een siesel zou kunnen laten zien?”
Klaas Nanninga leidt me rond in het door hemzelf opgerichte Rijk Natuurmuseum waarvoor hij een groot deel van zijn van oorsprong dubbele woning aan de Korreweg heeft ingeruimd. De wanden van de kamers zijn bedekt met zelfgemaakte kasten, waarin van alles te zien is: vogels, vlinders, kevers, sprinkhanen, haaien, roggen, krabben, zeesterren, schelpen en insecten – een biologieboek in natura. Veel dieren heeft Klaas zelf opgezet en geprepareerd. Hiertoe heeft hij speciaal een werkplaats ingericht. Klaas wijst me op een kast die we op dat moment passeren. Eentje waarin allerlei nachtdieren zijn ondergebracht: een uil, een marter, een egel, een eekhoorn en een ransuil. “Ik maak een kast en ga bij mezelf na hoe ik daar een leefomgeving het beste in kan nabootsen. Zoals ik in deze nachtkast heb gedaan.” Een wespennest – waar oorspronkelijk 20.000 wespen hebben gehuisd – heeft Klaas van de zolder van een huis in Midlaren gehaald. “Het was winter. Het wespenvolk was gestorven, dus dat was het probleem niet. Het probleem was dat nest via de vlizotrap heelhuids beneden te krijgen. Zo’n nest is heel broos en breekbaar.”
Onderwijs
Klaas heeft 33 jaar les gegeven in het voortgezet onderwijs en dat is te merken. Hij is een leraar in hart en nieren. Hij legt graag uit en hij is een gepassioneerd verteller. Mogelijk heeft u dat ervaren tijdens ‘de nacht van de nacht’, toen hij in de Oosterkerk een viertal lezingen gaf – over het slapen van planten en dieren, over de duisternis en over het heelal. “Als jongen van 23, toen ik nog niet eens afgestudeerd was, stond ik al voor de klas. Ik gaf biologie, later kwam daar scheikunde bij. In het begin was ik totaal onvoorbereid. Een klassenboek – wat is dat? En als de bel ging wist ik niet of het de volgende les aankondigde of dat het nu pauze was. Maar ik begon in de loop van de tijd de omgang met leerlingen steeds meer waarderen. Ik was een voorstander van praktisch onderwijs, bijvoorbeeld van het veldpracticum. Wanneer het mooi weer was, trokken we naar buiten. Dan kregen de leerlingen een potje mee, met de opdracht insecten te gaan verzamelen – spinnen, pissebedden, duizendpoten – en deze te determineren. Ik leerde hen vogels te herkennen aan hun geluid. We gingen in het Noorderplantsoen paddenstoelen zoeken. Ik liet ze lijsterbessen eten – ‘die zijn gezond, een en al vitamine C’ – waarna de leerlingen ze direct weer uitspuwden. ‘Bah, wat vies!’ Dan hield ik hen voor dat wat gezond is, niet ook smakelijk hoeft te zijn. Regelmatig ging ik naar het slachthuis om organen op te halen. Die liet ik hen zien. En aanraken. Voel maar eens hoe zacht longweefsel is! Ik was mijn eigen baas en kon mijn lessen zelf indelen. Later, bij de tweede fase, is dat allemaal veranderd. Toen moest je je ineens houden aan protocollen, werd opgelegd hoe je moest toetsen, welk type vragen je moest stellen. Dat systeem lag me niet. Ik ben met vervroegd pensioen gegaan.”
Dodo
We passeren een replica van de dodo, de loopvogel die leefde op Mauritius en rond 1690 is uitgestorven. “Niemand weet hoe de dodo er precies heeft uitgezien. Er zijn genoeg afbeeldingen van, maar die verschillen nogal van elkaar. Welke is betrouwbaar? Het verhaal gaat dat de dodo is uitgeroeid doordat zeelieden van elders, onder meer uit Holland, ze allemaal hebben opgegeten. Maar dat klopt niet. Het vlees van de dodo was niet lekker. Niet voor niets noemden de Hollanders hem de walgvogel. Nee, de dodo is uitgestorven, omdat kolonisten varkens en geiten meenamen, ook kwamen er ratten met de schepen mee. Die vraten alle eieren van de dodo op.”
Bullepees
Vervolgens laat Klaas me een bullepees zien. Een geducht wapen, waarmee in vroeger tijd slavenhandelaars hun slaven aftuigden, wanneer deze niet deden wat er van hen verwacht werd. Ook was in het verleden de politie ermee uitgerust. Totdat dit verboden werd, omdat de klappen wel erg hard aankwamen. In de oude Nederlandse literatuur komt de bullepees al voor. Bredero schrijft in zijn toneelstuk ‘Spaanschen Brabander’ (uit 1617) de regel : ‘Ick selje de bullepees so sackereels elements legghen inje sy ‘ oftewel ‘Ik zal je met mijn bullepees afranselen.’ Maar nooit geweten, zoals Klaas me uitlegt, dat een bullepees vervaardigd is uit een gedroogde penis van een stier. Waarvan acte.
Narwal
Een waar pronkstuk van de verzameling is de tand van een narwal. “de narwal is een miniwalvis die in de Noordelijke IJszee voorkomt. Het is een zeezoogdier. Mannetjes hebben een enkele slagtand die wel drie meter lang kan zijn. Die van mij is twee meter dertig. Ik heb hem via internet gekocht van een Canadese handelaar. Dat had nogal wat voeten in de aarde. De narwal is een beschermde diersoort. Ik moest toestemming hebben van Canada voor de export en van Nederland voor de import. Maar het is gelukt. Lang is gedacht dat de slagtand gebruikt werd bij gevechten tussen de mannetjes onderling, maar recent onderzoek heeft aannemelijk gemaakt dat het een heel gevoelig tastorgaan is.”
Wolf
Bij de vraag welke wensen hij nog heeft voor zijn museum, hoeft Klaas niet lang na te denken. “Ik zou graag een opgezette wolf willen hebben. Vorig jaar was ik hierover in onderhandeling met een handelaar in Rusland, maar door de oorlog in Oekraïne, is dat op niets uitgelopen. Je zou denken dat, nu de wolf terug is in Nederland, het niet zo moeilijk zou moeten zijn er eentje op de kop te tikken, maar veel natuurmusea zijn tuk op opgezette wolven. Dus veel kans maak ik niet. Ik vind het mooi dat de wolf terug is. Het is een inheemse diersoort. Eeuwenlang kwam hij in Nederland in de natuur voor, tot de laatste ergens in de negentiende eeuw is neergeschoten. De wolf heeft zich hier recent op eigen kracht opnieuw gevestigd, net als de otter en de kraanvogel. Nederland biedt blijkbaar genoeg ruimte en andere mogelijkheden om te kunnen leven. De ecologische hoofdstructuur, die natuurgebieden met elkaar verbindt, is hierbij van essentieel belang. Ik weet wel – er zijn incidenten met wolven, maar ieder incident wordt breed uitgemeten in de pers. Zo ontstaat het beeld dat wolven aan de lopende band schapen doodbijten. Maar honden bijten veel meer schapen dood dan wolven. En de grootste schapendoder is de mens. Wij eten namelijk schapenvlees. Voor de wolf is het zijn natuur, is het zijn leven, maar de mens heeft de mogelijkheid om keuzes te maken. Een ander voorbeeld is de otter. De otter werd afgeschoten, omdat hij vis eet. En daarmee een concurrent was van de mens. Er bleef voor ons minder over. Maar heeft de otter minder rechten dan wij? Ik vind dat de mens, op de manier waarop hij denkt over de natuur en hoe hij omgaat met de natuur, zichzelf veel te veel voorop stelt. De mens stelt zichzelf veel te veel op de eerste plaats.”
Wie een keer rondgeleid wil worden in het Rijk Natuurmuseum, of informatie wil hebben over de collectie, kan contact opnemen met Klaas. Tel.: 050-5770903. Email: info@klaasnanninga.nl