Ollie zat voor het raam. Hij keek naar buiten, maar zag niets. Tranen waren opgeweld in zijn ogen. Een beetje woest veegde hij ze weg. Bah, waarom moest hij nu huilen, zo erg was het toch niet. Ze was thuis gekomen en had gezegd dat hij niet mee mocht. Hij had op zijn moeder gewacht. Het had lang geduurd voor ze er was en toen die boodschap.
Hij mocht niet mee. Punt. Dat was het. Ze
had geen verdere uitleg gegeven. En daar zat hij nu, teleurgesteld, boos en
verdrietig. Hij had zich er op verheugd.
De kerstperiode was zijn favoriete tijd
van het jaar. De avonden die vroeg invielen, de koude nachten en vooral de
magie. Ja, de magie van de winter. Als heel klein kindje had hij al met grote
ogen naar alle lichtjes gekeken die mensen in het donker ontstaken. Ze hadden
hem altijd gehypnotiseerd. Hele werelden gingen voor hem open. Alsof de
lichtstralen hem meenamen naar oorden die hij ergens wel kende, maar waar hij
niet zomaar bij kon komen.
Gemeen vond hij zijn moeder. Ze wist hoezeer hij mee had gewild. Hij hoorde de deur beneden open gaan. Zijn moeder kwam de trap ophollen. ‘Ollie’, riep ze, ‘ Ollie, waar ben je? Je mag mee hoor!’. Hij nam een run naar de deur, trok hem open en keek in het blije gezicht van zijn moeder. Hij stortte zich in haar armen en begon te snikken. ‘Wat is er? Dit is toch goed nieuws?’ De spanning was te groot geweest en Ollie had zijn tranen geen ruimte gegeven. Nu wilden ze eruit.
‘Ik dacht dat ik niet mee mocht en nu opeens wel?’. ‘Ja sorry lieverd,
ik had het vanmorgen druk. Ik heb moeten praten als brugman. Ze hadden opeens
besloten dat er geen kinderen mee mochten, maar ik heb ze ervan weten te
overtuigen dat onze groep niet compleet zou zijn zonder jou. Ik heb ze verteld
hoeveel het voor jou betekent en dat ik geloof dat je een enorme bijdrage zou
kunnen leveren. En buiten dat, je bent al bijna geen kind meer te noemen toch?’
Hij straalde. Hij mocht mee!
Zijn moeder werkte bij de televisie en zou met een groep naar IJsland gaan om daar opnames te maken voor een natuurfilm. Hij mocht twee weken lang mee. Geweldig! Hij knuffelde zijn moeder en zei dat hij vast zijn rugzak ging pakken. ‘Is dat niet een beetje vroeg?’, lachte zijn moeder, ‘je hebt nog een week de tijd’. ‘Een week is zo om’. Hij rende de trap op naar zolder. Hij vond zijn rugzak, slaapzak en matje. Hij trok de warmste kleren die hij had uit zijn kast en was pas tevreden toen alles behalve zijn tandenborstel erin zat, die had hij nog nodig. Alsof hij hiermee duidelijk wilde maken dat het nu helemaal zeker was. Geen weg meer terug. Hij zou naar IJsland gaan.
De week vloog inderdaad om, voor Ollie het wist zat hij naast zijn
moeder en de rest van de filmploeg in het vliegtuig.
Het was koud buiten. In Nederland was zelfs al sneeuw gevallen. Hoe koud zou het in IJsland zijn? Op het vliegveld aangekomen was het stralend weer. Ollie keek zijn ogen uit. Voor de opnames reden ze nog een paar uur landinwaarts, totdat ze in ‘the middle of nowhere’ waren beland. Hij was overrompeld door de schoonheid van het land, maar niets had hem voorbereid op de IJslandse nachten. Het gebeurde de eerste avond al. De filmploeg was ondergebracht in een aantal houten huizen, een soort kamp. Ollie en zijn moeder mochten in een klein soort houthakkershutje verblijven. Ollie’s moeder wilde bij aankomst al meteen gaan slapen, omdat ze de volgende morgen voor dag en dauw op zou moeten staan.
‘Kom op Ollie, als je morgen mee wilt, dan kun je nu ook maar beter naar bed gaan’. Hij protesteerde, het was nog vroeg en het was vakantie. ‘Alsjeblieft mam, mag ik nog even naar de sterren kijken? Het is zo mooi helder vanavond’. ‘Nou even dan, maar wees verstandig en ga er niet te laat in, welterusten’. Hij deed zijn jas aan, muts op, das om en handschoenen aan. Helemaal ingepakt ging hij voor het huisje op een houten bank zitten. Hij snoof de omgeving, met zijn onbekende geuren, diep op. Er was bos, er waren bergen, hij zag water, sneeuw en een blauwzwarte hemel met helder flonkerende sterren. Hier was een hoop magie, voelde hij. Hij was hier zeker niet alleen. En dan bedoelde hij niet de filmploeg. Hij voelde allerlei magische aanwezigheid. Sommige mensen noemden ze elfjes of feetjes of kabouters. Ollie gaf dat wat hij bespeurde niet direct namen. Hij ervoer ze gewoon. Het voelde prettig.
De wintertijd was spannend. Niet vrolijk zoals de lente of loom als de zomer of kleurrijk als de herfst. De winter droeg altijd iets in zich dat je in spanning deed afwachten wat er komen zou. Zo zat hij buiten met rode wangen van opwinding. Zijn ogen straalden en sprankelden. Alsof ze de sterren zelf waren. Hij voelde zich opgenomen in de omgeving. Hij voelde zich één met de machtige sterrenhemel. Hij was helemaal open toen er iets ongelooflijks gebeurde.
Opeens verscheen er iets aan de hemel. Het leek te dansen. Het was een
fel groen licht dat steeds sterker werd. Er kwamen andere kleuren bij en het
breidde zich uit. Het Noorderlicht! Schoot het door hem heen.
Het was zo mooi en zo plotseling, dat Ollie niet meer wist waar hij was. Zijn lijf begon ook te dansen. Hij werd opgelicht en ging op in de kleuren aan de hemel. Hij danste mee met alle zonnedeeltjes en keek vanuit de hemel neer op het landschap. Hij keek dwars door de huisjes heen en zag zijn moeder slapende in bed. In het landschap zag hij wat hij gevoeld had toen hij op de bank voor het huisje had gezeten. Hij zag hoe vluchtige energieën, zeg maar elfjes, over het water suisden in speciale formaties. Ook rondom de planten en de bomen was het heel erg levendig. Er was zoveel licht in het landschap, dat het bijna niet meer donker leek. Ollie zag de wezens van de natuur. Hij zag hoe er in allerlei structuren gewerkt werd rondom de bloemen, planten en bomen. Hij zag het licht in alles, in dier en plant en zag en ervoer het ook in zichzelf.
‘Ollie!’, hoorde hij plotseling roepen. Razendsnel was hij weer in zijn lijf dat op de bank voor het huisje zat. ‘Ollie, lig je nu nog niet in bed?’
‘Ik ga al’, riep hij werktuiglijk terug. Hij strompelde naar binnen, kleedde zich uit en ging in bed liggen. Het moment dat hij zijn ogen sloot, was hij weer buiten in de natuur. Allerlei wezens begonnen in zijn oren te fluisteren. Allerlei informatie kwam binnen over de omgeving waar hij was. De volgende ochtend zat hij met zijn moeder aan het ontbijt en probeerde hij heel voorzichtig uit te leggen wat hij de vorige avond en nacht had beleefd. Zijn moeder was nog wat slaperig, maar vond het een mooi verhaal. ‘Lieverd, ik weet hoe gevoelig je bent voor de magie van het leven, daarom heb ik ook mijn best gedaan om je mee te krijgen op deze reis. Ik denk dat je het hier prima naar je zin zult hebben. Zeker tussen de IJslanders. Zij zullen je verhalen niet afdoen als verzinsels. Zij zijn net zoals jij. Jullie zien de natuur anders dan ik. Jij hebt het vermogen om het diepere aspect van de natuur te zien. Ik geloof je, al kan ik het zelf niet op die manier waarnemen’.
Ollie ging met de filmploeg mee naar allerlei prachtige plekken en zag vele dieren in hun natuurlijke omgeving. Hij had al snel door dat de filmploeg hem zag als een kleine jongen met heel veel fantasie. Ze vonden het leuk om naar hem te luisteren. Een echte klik voelde hij met de IJslander die meeliep om hen interessante en mooie plekken te laten zien. Hij luisterde heel aandachtig naar wat Ollie allemaal zei en knikte steeds heel ernstig. De man vertelde hem ook dingen die hij in al die jaren in de natuur had meegemaakt. Hij had het over allerlei wezens waarmee veel IJslanders geloofden hun eiland te delen. Ollie voelde zich thuis. De filmploeg was ook blij met zijn gezelschap. Er waren veel koude wachtmomenten. Ollie begon dan vaak te vertellen wat hij voelde en allemaal zag. Het maakt hem niet uit of ze hem geloofden of dat ze dachten dat hij fantaseerde. Hij vond het heerlijk om zijn gedachten en belevenissen de vrije ruimte te geven en de filmploeg was blij met de afleiding. Soms zelfs ook heel dankbaar als hij op wonderbaarlijke wijze wist te vertellen waar bepaalde dieren zich schuil hielden. Hij leek hier een antenne voor te hebben.
Op de laatste dag nam de IJslander Ollie’s beide handen in de zijne en noemde hem zijn broeder. Hij legde Ollie’s handen op zijn hart en keek hem diep in zijn ogen. ‘Mensen als jij zijn belangrijk in onze wereld. Vertel zoveel mogelijk mensen wat je ziet en voelt. Sommigen zullen het herkennen, sommigen zullen er gewoon van genieten, sommigen zullen er grappen over maken en sommigen zullen je verguizen. Het maakt niet uit wat je bij ze oproept, maar blijf het doen. Zonder de natuur en haar wezens zijn wij nergens mijn jongen. Het is tijd ons dat weer ten volle te gaan beseffen. Het is tijd voor verbinding, wij zijn deel van de natuur’. Na deze woorden knikte Ollie. Ze omhelsden elkaar.
Ollie’s moeder had tranen in haar ogen. Haar zoon. Zo volwassen had hij daar gestaan en geluisterd. Deze periode was het grootste geschenk dat ze hem en zichzelf tot nu toe had kunnen geven. Ze begeleidde haar zoon terug naar huis en vouwde in gedachten haar handen samen.