Van de gedichten die voorgedragen werden, herinner ik me opvallend vaak één zin – één enkele zin die me bijzonder trof, in veel gevallen was dat de eerste of de laatste zin van het gedicht. Zo staat me van het gedicht ‘Bootje’ van Amarins van der Feen de openingszin bij: “Naar Rome lopen en nooit meer werken”. En van haar gedicht ‘Blauwe Kamer’ de zin “Iets achter je laten is iets anders dan iets achterlaten”. Met deze paar woorden riep ze een hele wereld op. Ook van Willemijn van der Walle zijn me uit haar lange gedichten enkele zinnen bijgebleven, zoals “Geen mens hoort te sterven onder een systeemplafond” en “Ik weet dat ik van alle vogels alleen maar een paradijsvogel zou kunnen zijn”. Irma Bekema las uit haar oeuvre één gedicht voor (dat ze ten onrechte afdeed als ‘een rijmelarijtje’) – een impressie van de Pickardthofplas, op een mistige dag in de herfst, toen er dikke nevels over het water lagen, waardoor de ganzen en de zwanen aan het oog werden onttrokken. “De waas vertroebelt mijn blik.”
Dichters
Op 3 juni, een stralende voorjaarsdag, vond de manifestatie ‘Dichter bij de Wijk’ plaats, georganiseerd door de werkgroep ONS, met name door Jacqueline Pieters. De flyer werd ontworpen door Sjoukje van Kuiken. Drie bekende Groningse dichters lazen op markante locaties, verspreid over de Ooster-parkwijk, voor uit eigen werk, terwijl in de Paradijsvogeltuin het podium was ingeruimd voor min of meer beginnende dichters, die iedere keer geïntroduceerd werden door gastvrouw Amarins Elzinga. Helaas overlapten de programma’s elkaar voor een deel zodat het niet mogelijk was het optreden van alle poëten mee te maken. Zo heb ik van de negen dichters in de Paradijsvogeltuin alleen
Amarins van der Feen, Willemijn en Irma aan het woord gehoord.
Kasper
Op het schoolplein achter het WIJ-gebouw aan de Heester-poort amuseerde Kasper Peters het publiek met zijn speelse, soms wat ondeugende gedichten. Zo droeg hij het gedicht ‘vieze zoenen’ voor dat hij kort inleidde. Door her en der wat rond te vragen, was hij tot de conclusie gekomen dat veel mensen ‘vieze zoenen’ associëren met ‘zoenen van tantes, lang geleden, op verjaardagen’. Hij vroeg aan een dame op de eerste rij of ze ook een dergelijke herinnering had. “Ik ben zélf een tante”, antwoordde ze gevat, een opmerking die Kaspers constatering in een geheel nieuw perspectief plaatste. Hierdoor totaal niet van de wijs gebracht, las Kasper vervolgens het gedicht ‘Plassen’ voor.
“Overal kun je plassen
In de achtertuin, in de badkamer
stiekem in een emmer,
je kunt ook plassen op de wc.”
De zin in het volgende gedeelte van het gedicht –
“je kunt plassen in een bed
als je droomt dat je in een zwembad ligt” –
is, zoals Kasper toelichtte, op eigen ervaring gebaseerd.
Dat Kasper zich niet beperkt tot lichtvoetige poëzie, bleek toen hij een gedicht voordroeg dat hij schreef over de oorlog. Met de zin “Wanneer alles wat normaal lijkt in één middag kan verdwijnen” vatte hij heel treffend samen hoe het leven van gewone burgers onderuit wordt gehaald als er ergens, waar dan ook, een oorlog uitbreekt.
Fieke
In de grote zaal van het wijkgebouw ‘bij Van Houten’ was Fieke Gosselaar aan het woord. Fieke schrijft gedichten in het Gronings. “Jullie moeten dus even de Groningse knop omzetten.” Ze legde uit dat ze meedoet aan het project ‘Gronings Vuur’, waarbij ze inwoners uit een bepaalde gemeente interviewt en daar vervolgens een gedicht over schrijft. In Finsterwolde, het dorp waar ze geboren is, heeft ze met leden van de motorclub ‘M.C. Waardeloos’ gesproken. Onlangs was ‘Twietje’, de president van de club overleden. Dit leidde tot het ontroerende gedicht ’ t leven en t verlais’,
“En dou was hai dood
t was dou t koolzoad bluide
t was dat elkenain t zee”
Met als slotregels:
“Hou ofstoe proaten konst
En aaltied leste wezen
Op toavel tikt t ritme van n rocker
hou laif ofstoe ons was”
Lilian
De bezoekers van de Oosterkerk werden bij de ingang verwelkomd met koffie, thee en sap. In de kerk hadden de medewerkers extra sfeer gecreëerd door van boeken kleine tafeltjes te maken en op het podium potten met planten en vazen met bloemen neer te zetten. In deze bijzondere omgeving, groots en intiem tegelijk, las Lilian Zielstra voor uit haar nieuwe bundel ‘Mijn dochter draagt een steen’. Lilians poëzie is helder en toegankelijk en beschrijft met trefzekere woorden voorvallen uit haar dagelijkse leven. Zo wees ze in het gedicht ‘Vader’ haar dochter op haar eerste liefde.
“De eerste jongen die mij zoende is nu veertig
Ik zag hem laatst bij de supermarkt met zijn drie dochters”
Met als slotregels:
“Kijk, wijs ik mijn dochter, dat was de eerste jongen
die je moeder zoende. Ik was verliefd op hem
Voordat jij een kind was, was ik het.”
Fiets
Op 3 juni werd er ook poëzie gecreëerd. Bij het pad naar wijkpand ‘bij Van Houten’ stond de zogeheten poëziefiets opgesteld. Aan de zijkant van deze fiets waren negen wielen bevestigd, waarop iedere keer zes keer een woord of een paar woorden stonden vermeld. Door eerst flink te trappen, waarbij de fietser als bij een hometrainer alleen maar trapte en niet vooruitkwam, en daarna te stoppen en tegelijk een aantal hendels over te halen, kwamen de teksten in een bepaalde volgorde te staan – en kon de creatieve bezoeker het aldus geschapen gedicht aflezen. Ik denk niet dat er die middag, al fietsend, tijdloze poëzie is ontstaan, maar een leuk experiment was het wel.