Edward Houting: een auteur verslaafd aan cultuur

Aan de Turfsingel, achter de fraaie toegangspoort, met de beroemde zonnewijzer uit 1731, bevindt zich de Prinsentuin. In deze historische tuin – in 1626 op verzoek van de Friese stadhouder Ernst-Casimir van Nassau-Dietz aangelegd – zijn een rozentuin en een kruidentuin te bewonderen, evenals kunstig gesnoeide buxushagen die met elkaar diverse decoratieve patronen vormen. Opvallend zijn de ronde berceaus, paden met aan weerszijden hoge heggen die aan de bovenkant naar elkaar toe zijn geleid, waardoor er een bladerdak is ontstaan. Met als resultaat een groene en schaduwrijke tunnel waar de bezoeker, beschermd tegen de zon, een wandelingetje kan maken. In vorige eeuwen was het voor dames uit de betere kringen belangrijk om uit de zon te blijven. Een gebruinde huid was in die tijd ordinair. Dat werd geassocieerd met arbeiders die de hele dag op het land aan het werk waren. Dankzij de berceaus konden de dames van de buitenlucht genieten, zonder dat hun teint eronder leed. 

De Prinsentuin is een oase van rust in de verder zo drukke binnenstad. Overigens is de huidige tuin een reconstructie uit eind jaren dertig van de vorige eeuw. Maar dat doet aan de schoonheid niets af.

 Eind vorig jaar is er een studie over de Prinsentuin verschenen, van de hand van Edward Houting.  Voor deze auteur (geboren in 1942) is het bepaald niet zijn eerste publicatie. Houting heeft een indrukwekkende reeks boeken op zijn naam staan, die veelal historische en culturele thema’s als onderwerp hebben. Hierbij richt hij zich met name op Noord-Nederland. Zo heeft hij, al dan niet in samenwerking met andere auteurs, standaardwerken geschreven over de gevelstenen en tegeltableaus in onze stad, over de borgtuinen in onze provincie en over kloostermoppen – de middeleeuwse bouwmaterialen die zo kenmerkend zijn voor de oude Groninger kerken. Ook heeft hij een aantal wandelgidsen gepubliceerd.

Sinds 2002 woont Edward Houting in onze wijk. De hoogste tijd om nader kennis met hem te maken. Het blijkt dat hij via een omweg tot schrijven is gekomen. Van huis uit is hij namelijk grafisch vormgever. Van 1964 tot 1969 heeft hij dit vak in Amsterdam aan de Gerrit Rietveld Academie gestudeerd. Daarnaast deed hij aan modeltekenen en beoefende hij de beeldhouwkunst. Later is hij ook gaan schilderen en maakte hij ceramiek. Edward Houting is een veelzijdig man. En hij is verslaafd aan cultuur.

“Aanvankelijk was de Rietveld Academie gevestigd in een oude school aan de Gabriël Metsustraat. Een prachtig gebouw met een fantastische sfeer. Bovendien lag het op het een ideale locatie – dichtbij het Concertgebouw, het Stedelijk Museum en het Rijksmuseum. De studenten kregen allemaal een toegangspas voor musea, een soort museumkaart avant la lettre. Daar heb ik dankbaar gebruik van gemaakt. Iedere week was ik wel een keer in een van de musea te vinden. Ik vind de ontwikkeling die een kunstenaar doormaakt interessant om te zien. Zoals de overgang van figuratief naar abstract bij Mondriaan, die je van schilderij naar schilderij kunt volgen. In 1966 is de academie verhuisd naar een nieuw gebouw in Amsterdam-zuid, dat door Rietveld zelf is ontworpen. Dus rechttoe-rechtaan architectuur met veel blokkendozen. Het duurde jaren voor het gebouw een beetje sfeer had.”

Sinds wanneer woon je in Groningen?

“Sinds 1974. Ik kreeg dat jaar een baan bij een stedenbouwkundig bureau in Assen. In 1985 zijn Marieke, mijn vrouw, en ik voor onszelf begonnen, een bedrijf in vormgeving, fotografie en teksten. Marieke deed de boekhouding, ik nam de creatieve kant voor mijn rekening. Het was niet altijd even gemakkelijk. De concurrentie was groot, de spoeling was dun. In 2007 zijn we ermee gestopt. Ik was toen 65 jaar.”

Wanneer ben je met schrijven begonnen?

“Ik vond het altijd al leuk om voor mezelf stukjes te schrijven. Op advies van een kennis die voor het Nederlands Dagblad werkte, heb ik de redactie van die krant benaderd. Met de vraag of ik bijdragen kon leveren. Men ging akkoord en een jaar of twee heb ik geschreven over wandelroutes in de drie noordelijke provincies. Nu is het Nederlands Dagblad een gereformeerde krant. Er was wel eens gedoe over mijn woordgebruik. Na een paar jaar ben ik ermee opgehouden. Maar zo is het schrijven dus begonnen.”

En daarna?

“Ik had een folder gemaakt over de Prinsentuin. Tevoren liet ik een persbericht uitgaan, onder meer naar het Nieuwsblad van het Noorden. Maar bij de presentatie kwam niemand opdagen. Naderhand heb ik de krant daarover gebeld en kreeg ik Willem Brinkman aan de lijn. Die had toen een vaste rubriek in het Nieuwsblad van het Noorden. ‘Rondje Stad’. Een heel populaire rubriek, met onderwerpen die dicht bij de mensen lagen. Hij vond het een slechte zaak dat de krant het had laten afweten en schreef alsnog een stukje over mijn folder. Het klikte tussen ons en hij vroeg me of ik artikelen wilde schrijven over de stegen, driften en hofjes in de stad. Dat aanbod heb ik graag aangenomen. Ik leverde er ook foto’s bij – dat betaalde extra. Later heb ik ook over andere onderwerpen geschreven, zoals over gevelstenen. Ik ben daarbij heel zorgvuldig te werk gegaan. Straat voor straat ben ik af-gelopen om te zien of daar eentje te vinden was. Het leidde in 1997 tot mijn eerste boek, getiteld ‘Gevelstenen in Groningen’. De jaren daarna kwamen er andere boeken bij, zoals ‘Ga je gang in Groningen’, een gids langs 33 van de 50 gangen, driften en stegen die de stad telt. En ‘Grafbloempjes’, over kerkhoven en begraafplaatsen in onze gemeente. Grafzerken laten in hun verschijningsvorm een enorme diversiteit zien. Ik heb meestal geschreven over onderwerpen waarover nog niet eerder gepubliceerd was. Dat betekende veel uitzoekwerk, maar dat maakte me niet uit. Wanneer iets me interesseert, duik ik er volledig in. Alles staat of valt met de belangstelling die je voor het onderwerp hebt.”

Dat kost veel tijd.

“Daarom heb ik nooit met een deadline willen werken. Het boek is klaar, wanneer het klaar is. Over het boek over Westerwolde heb ik, samen met twee andere auteurs, drie jaar gedaan, over het boek over kloostermoppen vier jaar en over de Drentse brinkdorpen maar liefst acht jaar. Ik begin met me in te lezen. Tevoren is veel informatie op Delpher te vinden, de website waarop gedigitaliseerde krantenartikelen zijn opgeslagen. Maar op een gegeven moment begint het te jeuken. Dan heb ik genoeg gegevens verzameld. Dan moet ik gaan schrijven. Ook dat kost veel tijd. Ik herschrijf een tekst vijf tot tien keer, voor ik tevreden ben. Aan de uitvoering besteed ik ook de nodige aandacht. Het soort papier, het lettertype, de bladspiegel, het afbeelden van de foto’s – alles moet goed zijn. 

Een aantal van mijn boeken is inmiddels uitverkocht. Het boek over Westerwolde heeft het erg goed gedaan. Binnen een jaar verscheen er een tweede druk. En het boek over de kloostermoppen is een ‘everseller’, zoals Allard Steenbergen van boekhandel Godert Walter dat noemde. De verkoop loopt gestaag het hele jaar door.”

En nu ligt het boek over de Prinsentuin in de winkel.

“Ook dat was pionierswerk. Over het Prinsenhof was al het een en ander gepubliceerd, maar over de Prinsentuin nog niet. Het Prinsenhof is in de vijftiende eeuw gesticht als klooster. Later werd het bisschoppelijk paleis, en weer later de residentie van de Friese stadhouders. Dat was in de zeventiende eeuw. In de tuin vind je buxushagen die gesnoeid zijn in de letters W en A, een verwijzing naar stadhouder Willem Frederik en zijn vrouw Albertine Agnes. Gebouwen en tuin zijn in latere jaren erg verwaarloosd. Er is een kazerne in gehuisvest, een militair hospitaal, er werden paarden gestald. De tuin was afgesloten. Een tijdlang lagen er grote balen turf opgeslagen. Wist je dat de zonnewijzer in 1905 is weggehaald en naar het terrein rond het natuurkundig lab aan de Melkweg is overgebracht? Sinds 1953 bevindt hij zich weer op de oorspronkelijke locatie, boven de toegangspoort van de Prinsentuin. Vlak voor de oorlog is de tuin in oude luister hersteld. Hiervoor werden werkloze arbeiders ingezet. Deze hebben toen eerst het hele terrein omgespit. De tuin die hierna is aangelegd, komt in grote lijnen overeen met het ontwerp uit het begin van de zeventiende eeuw.”

Tot slot: heb je al plannen voor een nieuw boek? 

“Ik heb een paar ideeën, maar die zijn nog heel pril. Daar zeg ik nu nog niets over.”

Het boek van Edward Houting, ‘De Prinsentuin in Groningen, van stadhouderlijke gaerde tot publiekstuin’, is verschenen bij uitgeverij Noordboek. Meer informatie is te vinden op de website www.edwardhouting.nl