Een jaar of dertig geleden bracht koningin Beatrix een werkbezoek aan Gelderland. Daarbij kwam ze ook door het kleine dorp in de Achterhoek waar ik in die tijd woonde, maar helaas stond ons dorp niet op het programma. Ze zou er alleen maar dóórkomen en de festiviteiten die een beetje voorbarig op touw waren gezet, moesten worden afgelast. Toch wilden we de koningin niet ongemerkt laten passeren – tenslotte is het dorp heel koningsgezind en is bijna iedereen lid van Oranjevereniging ‘Ons Vorstenhuis’.
Besloten werd dat de oudste bewoner van het verpleegtehuis dat een eindje buiten het dorp ligt, haar een bos bloemen zou aanbieden. Dat was de 92-jarige mevrouw De Graaf. Maar toen de directeur haar dit meedeelde, weigerde ze beslist. “Nee – Daar kan ik echt niet aan beginnen,” sprak ze gedecideerd. “Want mijn man was communist.” Deze opmerking zaaide enige verwarring, maar na kort beraad besloot het bestuur dat de op één na oudste bewoner het dan maar moet doen. Dat was de heer Weenink van 89. Hij had niet helemaal door waar het om ging, maar leek geen principiële bezwaren te hebben, zodat een verpleegster hem op de grote dag het bouquet in de handen drukte en hem in zijn rolstoel naar buiten reed.
Bij het naderen van de hofauto’s ging de dominee midden op de weg staan en maakte een stopteken. De chauffeur die inzag dat dit evenement buiten het officiële programma viel, probeerde hem te ontwijken, maar enkele rappe senioren barricadeerden met hun rolstoel de weg, zodat de stoet toch tot stilstand kwam. De verpleegster duwde de heer Weenink in zijn rolstoel snel naar de voorste hofauto. Deze overhandigde aan koningin Beatrix die inmiddels was uitgestapt de bos bloemen. Zonder iets te zeggen. Pas toen ze hem vriendelijk de hand drukte, deed hij zijn mond open en prevelde: “Ze zeggen dat het weer oorlog wordt. En dan krijg ik een oproep. Ik was vroeger bij de cavalerie, maar daar kunnen ze me toch niet meer gebruiken.” “Ik denk niet dat het zo’n vaart zal lopen, hoor”, antwoordde de koningen geruststellend. Ze wuifde naar de andere senioren die driftig met oranje en rood-wit-blauwe vlaggetjes wapperden en stapte terug in de auto. De stoet zette zich weer in beweging en verdween snel uit het zicht.
“Ik kan toch niet meer op het paard komen”, constateerde de heer Weenink bezorgd. Toen werd hij naar het huis teruggereden.