De redactie van de wijkkrant werd gewezen op het volgende mooie interview over de Oosterparkwijk met een kleurrijke wijkbewoner. Eerder dit jaar is deze wijkbewoner, Teun Dussel, overleden. Wij publiceren dit interview over een leven in de Oosterparkwijk ter nagedachtenis aan hem. Het volgende artikel werd in februari 2019 gepubliceerd op de website van RTV Noord en wordt met toestemming overgenomen.
Als er één wijk in Groningen is die tot de verbeelding spreekt, is het wel de Oosterparkwijk. De 87-jarige Teun Dussel woont er praktisch zijn hele leven al. En er ontgaat hem niets.
Het is een rustige woensdagochtend in Stad, als een waterig zonnetje enkele grauwe wolken opzij duwt. Een vrouw die met een kinderwagen over de stoep van de Merelstraat loopt, groet twee jongens die druk bezig zijn om te verhuizen.
Eén van de twee struikelt ietwat onhandig over een stoeprand als hij een stoel in een aanhanger probeert te tillen. Hij kijkt vluchtig om zich heen. ‘Dit heeft gelukkig niemand gezien’, zie je hem denken. Maar hij heeft buiten Teun gerekend. Die ziet het tafereel grinnikend aan vanuit zijn woonkamer.
Meubilair
Teun kan gerust worden gerekend tot het meubilair van het Oosterpark. De 87-jarige Stadjer groeide op in de Zonnebloemstraat en woont inmiddels in de Nachtegaalstraat, waar-ie geniet van zijn oude dag.
‘Dit is maar een klein huisje, maar ik kom uit een gezin met zeven kinderen. We woonden destijds in precies zo’n huisje. Ook als iemand verkering kreeg, kon iedereen bij ons thuis terecht. Dan pakten we twee stoelen en legden we er een plank overheen. Kon iedereen zitten.’
Dat het Oosterpark door de jaren heen is veranderd, noemt Teun een feit. Hij wijst naar een glimmende Audi, iets verderop in de straat. ‘Het gaat sommige buurtbewoners nu flink voor de wind; dat was vroeger wel anders. Poeh, het was hier toen bittere armoede. En ook toen was ik een trotse Oosterparker, dat mag je gerust weten.’
Vermagerd
Slechts twee jaar moest de Stadjer het dagelijkse wel en wee in het Oosterpark aan zich voorbij laten gaan. Maar daar had hij een goede reden voor. ‘Na de Tweede Wereldoorlog heb ik twee jaar in Denemarken gewoond. Ik was daar om aan te sterken, omdat ik na de oorlog flink vermagerd was’, klinkt het bijna verontschuldigend. ‘Maar daarbuiten heb ik altijd in deze wijk gewoond!’, voegt hij daar snel aan toe.
Ontspannen zit Teun op de bank in zijn woonkamer zijn verhaal te doen, terwijl zijn dochter Korrie koffie zet in de keuken. Af en toe tuurt hij naar buiten. ‘Weet je wat hier zo mooi is?’, vraagt Teun. ‘In een deel van de straat heb je de sociale controle nog.’
‘Hier verderop woont een man die altijd langsloopt en naar binnen gluurt. Als ik m’n hand omhoog steek, weet-ie dat het goed is en loopt hij verder. Datzelfde doe ik ook bij m’n oude buurvrouw hiernaast. Alhoewel oud; ze is net als ik 87. Maar ik voel mezelf geen oude kerel hoor’, zegt Teun grijnzend.
Dat laatste kan Korrie beamen. ‘Teun is nog jong van geest. Zo heeft-ie de televisie altijd op Xite staan; hij vindt hiphop-muziek geweldig’, vertelt ze, terwijl het koffiezetapparaat pruttelt.
‘Een echte’
Korrie woont zelf in Muntendam. ‘Het is dat de liefde mij daar drie jaar geleden naartoe heeft gedreven, anders was ik nooit uit het Oosterpark weggegaan.’ Door haar vertrek had de wijk weer een authentieke Oosterparker minder. Ook Mieke, de inmiddels overleden vrouw van Teun, was ‘een echte’ volgens Korrie. ‘Mieke is in deze straat geboren en overleden. Ze kwam voor iedereen in de wijk op.’
De jaren beginnen voor Teun dan wel te tellen, maar hij geniet nog met gemak van alledaagse dingen, zoals de bedrijvigheid in de straat of koffiedrinken in het buurtcentrum. Toch baalt hij stiekem dat de kneuterigheid in de wijk is verdwenen. ‘Het huidige Oosterpark is een hemelsbreed verschil met vroeger’, vindt de Stadjer. Hij buigt zich langzaam voorover, en zet z’n ellebogen op zijn knieën.
‘Weet je?’, zegt hij, ‘in de jaren veertig en vijftig kwam de melkboer hier ‘s ochtends al vroeg langs, als iedereen nog sliep. Mijn moeder zette de avond ervoor al een pan buiten, met geld erin voor de melkboer. Die pan werd gevuld met melk. Dat moet je nu eens doen. Dan is het geld zo weg.’
Korrie hoort het lachend aan vanuit de keuken. ‘En de pan ook!’, roept ze. Teun: ‘Toen had je nog touwtjes in brievenbussen en liep je zo bij de buren naar binnen. De wijk is nu nog steeds wel sociaal, maar niet meer zoals vroeger.’
Oosterparkrellen
Teun maakte alle spraakmakende gebeurtenissen in de wijk praktisch in zijn achtertuin mee. ‘Neem de Oosterparkrellen, eind jaren negentig. Dat werd in mijn ogen behoorlijk overtrokken. Tijdens oud en nieuw gebeurde toen overal wel wat, ook op het platteland.’
‘En dan heb ik het nog niet eens gehad over de serie ‘Probleemwijken’ van SBS6. Die programmamakers stonden de boel in de Kamperfoeliestraat toen op te hitsen. In die jaren leek het wel een sport om de Oosterparkwijk in een negatief daglicht te zetten.’
In die jaren stond ook het Oosterparkstadion nog fier overeind in de wijk. En dat weet Teun zich maar al te goed te herinneren. ‘Ik had vroeger ook een seizoenkaart van FC Groningen, nu niet meer. In de Euroborg ben ik – op één wedstrijd na – nooit geweest. Of de wijk is veranderd, nadat de FC hier niet meer voetbalde? Dat niet, maar het is wel veel rustiger geworden’, legt hij uit.
Cowboys op voetbalzondagen
‘Na de winter van 2006 was hier op zondagen ineens niks meer te beleven. Daarvoor heb ik in de wijk zondagmiddagen meegemaakt joh, je wilt niet weten’, zegt hij lachend.
Met wilde armgebaren probeert hij de hectiek uit te beelden. ‘Die politie te paard, het waren net een stel cowboys. De ME-busjes vlogen door het park. Sommige raddraaiers stormden meteen op die agenten af, dat waren geen voetbalfans. Die gasten stonden al klaar toen de wedstrijd nog bezig was. Dat was niet de mooiste Oosterparkperiode.’
Opgefrist
Inmiddels is het Oosterpark weer opgeleefd in de ogen van Teun. ‘Het is hier weer mooi’, zegt hij tevreden, wederom naar buiten wijzend. ‘Er staan daar allemaal rhodondendrons rondom het park, net als vroeger. Het is weer helemaal opgefrist.’
De Oosterparker geniet van de levendigheid die jonge gezinnen in de wijk brengen. ‘Soms kloppen kinderen hier op het raam, dan geef ik ze een Marsje.’ De schaal met chocoladerepen naast hem verraadt dat er inderdaad nogal eens op het raam wordt geklopt.
‘Ze moeten niet elk uur langskomen, het moet natuurlijk wel leuk blijven. Maar dat hebben ze goed in de smiezen, hoor. Ze kiezen de momenten goed uit. En ik vind dat mooi. Door die kinderen wordt de wijk gezellig.’
Een heel verschil met tien á twintig jaar geleden, toen de Oosterparkwijk volgens Teun een stuk minder kinderen telde. ‘Zeker in de zomer is het nu heel aangenaam buiten. Het is ook leuk dat veel Oosterparkers van vroeger terugkeren in de wijk. Ik zie steeds vaker oude bekenden’, klinkt het opgetogen.
Sterven in het harnas
Ondanks zijn leeftijd is Teun naar eigen zeggen nog zo fit als een hoentje. Brengt de lucht van de door hem gekoesterde Oosterparkwijk extra energie? ‘Hij overleeft iedereen zo’n beetje’, zegt Korrie, die een familiefoto in de woonkamer aanwijst. ‘Zie je deze foto? Van iedereen die er op staat, leeft alleen Teun nog. De rest is er niet meer.’
En als het aan Teun ligt, sterft hij op een dag in het harnas: in ‘zijn’ Oosterparkwijk. ‘Ik wil hier nooit meer weg, niks ervan’, zegt hij. ‘Als ik hier wegga, is dat tussen zes plankjes.’ Een korte stilte volgt, maar die onderbreekt hij zelf op ruwe wijze als er een bekende voor het raam langsloopt en er weer een hand omhoog gaat: ‘A, moi!’, schalt het luidkeels door de woonkamer.
Iemand die ook altijd even interactie zoekt, is de Syrische buurman van Teun, die samenwoont met zijn twee zoons. ‘Als hij mij ziet, maakt-ie voor het raam een halve buiging en wijst dan naar z’n hart: daar zit ik. Hij groet me áltijd.’
Een mooi gebaar, want zoiets hoeft niet, vindt Teun. Maar hij koestert het. Bovendien heeft de 87-jarige op korte termijn nog een speciale missie. ‘Ik zou weleens willen weten wat die man eigenlijk allemaal tegen me zegt. Want we verstaan elkaar voor geen meter.’