Door Erik Weersing
Vanaf het moment dat ze kon lezen, heeft Jolanda Dijkmeijer boeken verslonden. Als kind genoot ze van de avonturen van Pinkeltje – het kleine kereltje, zo groot als een pink, bedacht door de schrijver Dick Laan. Ze heeft de reeks stukgelezen. Daarop volgden andere kinderboeken, jeugdboeken en romans. Lezen was dus haar grote hobby, ze las alles wat los en vast zat, maar schrijven – nee, dat trok haar niet. Op school een opstel schrijven – ze had er moeite mee. Daar weet ze nog een leuke anekdote over te vertellen. Jolanda had als kind lang haar, dat tijdens gymnastiekles in een staartje moest worden gebonden. Maar ze had een keer vergeten een elastiekje mee te nemen. Dus een staartje maken lukte niet. Voor straf moest ze een opstel schrijven, met een elastiekje als hoofpersoon. Hoe dit aan te pakken? Ze had geen idee. Ten einde raad vroeg ze haar zusje om advies. “Nou, die draaide haar hand er niet voor om. In een mum van tijd zette ze een opstel op papier, rondom een dame, genaamd Ella Stiekje. Ze had er geen enkel probleem mee. En ik was er mooi mee geholpen.”
Nu, zoveel jaren later, is Jolanda een succesvol auteur die een indrukwekkend oeuvre op haar naam heeft staan: 44 boeken voor kinderen en twee romans voor volwassenen. De derde roman komt volgend voorjaar uit. Een opmerkelijke ontwikkeling die vraagt om een toelichting. Maar eerst vertelt Jolanda hoe ze tot het schrijven van haar eerste boek is gekomen.
“Onze dochter is net zo’n fervent lezer als ik ben. Als kind leende ze van de bibliotheek het ene boek na het andere. Op zeker moment was ze er doorheen. ‘Ik kan geen leuk boek meer vinden,’ klaagde ze. Toen suggereerde Berend, mijn man, dat ik dan maar voor haar een boek moest schrijven. Ik een boek schrijven? ‘Dat kun je wel,’ zei hij. Ik ben ervoor gaan zitten – en merkte dat ik het schrijven best leuk vond. En zo kwam mijn eerste boek tot stand. Nu is dat misschien minder vreemd dan het op het eerste gezicht lijkt. Ik ben altijd al creatief geweest. Ik heb een opleiding gevolgd tot costumière, coupeuse en ontwerpster van haute couture. Verder speel ik viool en blokfluit. En ik heb altijd veel met onze kinderen geknutseld. We hebben een heleboel houten constructies gemaakt. Alleen het schrijven moest ik nog ontdekken.”
Waar ging je eerste boek over?
“Over Sandra, een meisje dat nieuw in de klas komt. Ze heeft een geheim. Regelmatig wordt ze door haar vader geslagen en ze doet er alles aan dat voor haar klasgenootjes verborgen te houden. De titel van het boek is naderhand door de uitgever bedacht. ’Wat Sandra voor Lorette verborgen houdt’. Ik vind het zelf een vreselijke titel.”
Is het boek direct uitgegeven?
“Nee, dat heeft twee jaar geduurd. Ik was eerst ook helemaal niet van plan het boek te publiceren. Ik had het voor onze dochter geschreven, niet voor andere kinderen, maar zij vond dat ik ermee naar buiten moest treden. Dat heb ik toen maar gedaan, al vond ik het doodeng. Stel dat het zou worden afgewezen. En dat is ook gebeurd. Vier keer heeft een uitgever het manuscript geweigerd. De ene vond het onderwerp te vrijzinnig, de ander raadde me aan eerst een schrijfcursus te gaan volgen. Ik dacht – ik probeer het nog één keer, en als het weer niets wordt, dan laat ik het erbij. En toen nodigde een uitgever me uit eens te komen praten. Dat was in 1998. Ik was toen al veertig jaar.”
Welke uitgever was dat?
“De Banier. Een reformatorische uitgeverij. Ik ben een christen. Ik schrijf vanuit de belevingswereld van een kind dat opgroeit in een gezin waarin de Bijbel wordt gelezen, dat zondag naar de kerk gaat en dat vertrouwen heeft in God. Maar verder zijn de onderwerpen waarover ik schrijf heel algemeen, hoor. Zo gaat mijn tweede boek over dementie. Mijn vader werd dement. Onze kinderen waren in die tijd nog heel jong. Ik heb toen een boek geschreven hoe het is om als kind je demente opa in een verpleegtehuis op te zoeken.”
Je vindt je onderwerpen in je eigen omgeving?
“Vaak wel. Onze oudste kleindochter leed aan anorexia. Haar zusje dat vier jaar jonger was, vroeg me daar een boek over te schrijven. Ze was haar zusje kwijtgeraakt aan een eetstoornis, dat gaf haar een gevoel van onmacht, waar ze niet mee uit de voeten kon. Bovendien ging de meeste aandacht in die tijd uit naar haar zusje. Zijzelf raakte ondergesneeuwd. Het was voor haar ook moeilijk te praten over wat het met haar deed. Via de app lukte dat gelukkig wel. Onze samenwerking heeft geresulteerd in het boek ‘Lizzy, dagboek van een zusje’. Hoe ervaar je het wanneer je zusje ziek is? Er zijn nog twee delen Lizzy op gevolgd. En er zit nog een vierde deel in de pen. Met onze oudste kleindochter gaat het nu heel goed. Het is daarom prima met dat laatste deel de reeks af te sluiten.”
Je schrijft voor kinderen van alle leeftijden?
“Het liefst voor kinderen in de basisschoolleeftijd. Ik heb ook boeken geschreven voor oudere kinderen, kinderen die van de basisschool af zijn, zoals de serie rond Bibi. Maar ik vind het moeilijk bij hen de juiste toon te vinden. Op die leeftijd verandert alles zo snel. Ik snap ze vaak niet meer. Onze kleindochters zijn meelezers – en ze tikken me regelmatig op de vingers. Oma, we zitten niet meer op Facebook, we zitten op Instagram! Dan schrijf ik liever voor jongere kinderen. Die lopen nog niet met een mobieltje.”
Inmiddels heb je ook twee romans voor volwassenen geschreven.
“Na het schrijven van zo veel kinderboeken, vroeg ik mezelf af of ik misschien meer kon. We reden een keer langs Wadwerd, een gehuchtje in de buurt van Usquert, in Noord-Groningen. Ik zag daar een boerderij, met ernaast een leuk, klein arbeidershuisje. En in een flits dacht ik – dáár ga ik een boek over schrijven.
Het werd mijn eerste roman, ‘Levenslicht’. Hoofdpersoon is een jonge vrouw die, om een nieuw begin te maken, op het Groninger hoge land gaat wonen, in een huisje dat staat op het erf van een grote boerderij. Daar wordt ze met allerlei levenszaken geconfronteerd. Mijn tweede roman, “Durf te Leven’, heeft een heel ander thema. Het gaat over een vrouw die lijdt aan SLE – een zeldzame auto-immuunziekte die leidt tot extreme vermoeidheid. Uiteraard is dat van invloed op het contact dat ze heeft met andere mensen. Haar geloof biedt haar houvast. Over mijn derde roman die volgend jaar verschijnt, kan ik nu nog niets loslaten.
Een boek voor volwassenen vraagt om een heel andere manier van schrijven dan een kinderboek. Je maakt langere zinnen, gaat dieper op de dingen in, voegt een sfeertekening toe. In een boek voor kinderen moet je geen omhaal van woorden gebruiken, dan haken ze af. Direct to the point komen – daar gaat het om.”
Hoe ontstaan de personen in je boeken?
“Ze komen geleidelijk bij me op, afhankelijk van het thema waar ik over schrijf. Welke personen horen hierbij? Wat hebben ze voor karakter? Hoe zien ze eruit? Ze gaan voor me leven, komen in mijn hoofd te zitten, ze worden huisgenoten van me. Vaak is het moeilijk afscheid van hen te nemen wanneer het boek eenmaal af is. Vandaar dat ik een paar keer een serie heb geschreven rond dezelfde persoon. Zo hoefde ik haar of hem niet los te laten. Het creatieve proces, het schrijven zelf, is het allerleukst. Soms kom ik ’s nachts ineens op een idee – dan weet ik hoe ik verder moet gaan. Van zo’n moment kan ik genieten.”
Tot slot: schrijft je zusje ook nog altijd?
“Als kind heeft ze veel geschreven. Zelfverzonnen verhalen rond Broer Konijn. Daar is ze mee gestopt. Ze heeft niet de ambitie om schrijver te worden. Maar ze is erg goed in taal. Ze is mijn proeflezer. Wanneer ik een eerste versie van een boek op papier heb gezet, stuur ik het aan haar op. Ze haalt de spel- en stijlfouten eruit. Daar ben ik haar dankbaar voor.”